Les 1.1 Materiaal- en stofeigenschappen

Les 1.1 Materiaal- en stofeigenschappen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 1.1 Materiaal- en stofeigenschappen

Slide 1 - Tekstslide

Wie ben ik? 
  • Indy van den Broek
  • NaSk/NaSk2/scheikunde docent

Slide 2 - Tekstslide

Wat moet je meenemen naar deze lessen? 

  • Boek: 3 VWO/gymnasium
  • Etui met pennen
  • Rekenmachine
  • Opgeladen laptop
  • Een schrift: alle opdrachten ga je in je schrift maken

Slide 3 - Tekstslide

Planning
  • Kennismaken
  • Les 1.1 Materialen
  • Maken opgaven
  • (nakijken opgaven) 

Slide 4 - Tekstslide

Natuurlijke en synthetische materialen
  • Natuurlijke materialen: materialen van natuurlijke oorsprong, zoals been, hout en steen. 
  • Grondstoffen: stoffen die je nodig hebt om materialen te maken die je niet in de natuur kan vinden. 
  • Synthetische materialen: materialen die je niet in de natuur kunt vinden, die je via chemische processen moet maken uit grondstoffen. 

Slide 5 - Tekstslide

Natuurlijke en synthetische materialen

Slide 6 - Tekstslide

Kunststoffen
  • Kunststoffen: plastic is een vorm van een kunststof, kunststoffen vind je bijna overal.
  • Kunststof wordt meestal gesynthetiseerd (=gemaakt) uit de grondstof aardolie.
  • Hernieuwbare grondstoffen: biologische grondstoffen, grondstoffen die niet kunnen opraken, ze kunnen opnieuw bijgroeien. 

Slide 7 - Tekstslide

Speelgoed bestaat vaak uit meerdere soorten plastic
Plastic kan in elke vorm worden gegoten. 

Slide 8 - Tekstslide

Unifornia, officiele wedstrijdbal voor EK 2020, opgebouwd uit lagen kunststof. 

Slide 9 - Tekstslide

Materiaal- en stofeigenschappen
  • Materiaaleigenschappen: eigenschappen dat een materiaal heeft (bijv. 
  • Stofeigenschappen: eigenschappen die een zuivere stof heeft. De stofeigenschappen zijn specifiek om een stof te identificeren

Slide 10 - Tekstslide

Fasen
  • Welke 3 fasen kennen wij? 
  • Vast
  • Vloeibaar
  • Gas

Slide 11 - Tekstslide

Fasen
  • Welke 3 fasen kennen wij? 
  • Vast
  • Vloeibaar
  • Gas

Slide 12 - Tekstslide

Materiaal- en stofeigenschappen
  • Oplosbaarheid: mate waarin stoffen oplossen in een vloeistof (meestal water). 
  • Hydrofiel: materiaal dat water absorbeert en doorlaat, maar ook stoffen die goed oplossen.
  • Hydrofoob: Materiaal dat slecht water bindt of doorlaat, het is waterafstotend. 
  • Smeltpunt: temperatuur waarbij de stof gaat smelten. 
  • Kookpunt: temperatuur waarbij een stof gaat koken. 
  • Warmtegeleidbaarheid: de mate waarin stoffen warmte kunnen geleiden. 
  • Elektrische geleidbaarheid: mate waarin een stof elektrische stroom geleidt. 
  • Dichtheid: massa per volume eenheid, deze kan je berekenen (zie volgende slide)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Dichtheid
massa = ... kg
volume = ... L
dichtheid = ... kg/L of kg/m3

Slide 15 - Tekstslide

Dichtheid oefenen
Benzine heeft een dichtheid van 0,72 kg/L
Bereken het volume van 50 kg benzine

Slide 16 - Tekstslide

Materialenmix
  • Composiet: een materiaal dat is samengesteld uit een mix van verschillende materialen om betere materiaaleigenschappen te krijgen.

Slide 17 - Tekstslide

Nieuwe materialen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Maken: opgave 6, 7, 9 en 10 
Let op, bij opgave 9 graag formule, berekening en antwoord mét eenheid opschrijven

Slide 20 - Tekstslide

6
  • a) bouwwerk 1: steen
  • bouwwerk 2: staal
  • bouwwerk 3: (gewapend) beton
  • bouwwerk 4: staal en glas
  • b) bouwwerk 1: Leeuwenpoort in Mycene
  • bouwwerk 2: Eiffeltoren
  • bouwwerk 3: Radio Kootwijk
  • bouwwerk 4: Ingang van het Louvre

Slide 21 - Tekstslide

7
  • a) Echt leer wordt gemaakt van de huid van dieren, kunstleer wordt gemaakt van plastic.
  • b) Echt leer wordt gemaakt van dierenhuiden.
  • c) Dierenhuiden worden chemisch bewerkt om er echt leer van te maken.

Slide 22 - Tekstslide

9
  • a) 1,3 L
  • b) 23 kg
  • c) 11 kg/L = 11000 (=11 . 103) kg/m3 , het is lood.
  • d) 169 L 

Slide 23 - Tekstslide

10
  • a) Aluminium heeft een veel lagere dichtheid dan ijzer (staal). Een zeppelin waarbij gebruik wordt gemaakt van aluminium, is dus veel lichter dan een zeppelin waarbij gebruik wordt gemaakt van staal.
  • b) Aluminium heeft een veel lagere dichtheid dan ijzer (staal). Een zeppelin waarbij gebruik wordt gemaakt van aluminium, is dus veel lichter dan een zeppelin waarbij gebruik wordt gemaakt van staal.

Slide 24 - Tekstslide

10
  • c) Als de totale dichtheid van de zeppelin lager is dan de dichtheid van de omringende lucht, kan de zeppelin opstijgen. Bij standaardtemperatuur en -druk is dat dus bij een totale dichtheid van minder dan 1,293 kg/m3
  • d)  1,303 kg/m3
  • e) De dichtheid van de omringende lucht is hoger dan de dichtheid van de zeppelin, dus de zeppelin gaat de lucht in.
  • f) De dichtheid van de lucht wordt lager bij toenemende hoogte, omdat de luchtdruk afneemt. Als de dichtheid van de lucht op een bepaalde hoogte gelijk is aan die van de zeppelin, blijft de zeppelin op deze hoogte hangen. 

Slide 25 - Tekstslide