Werkwoordelijke uitdrukkingOp de toets / werden / de brugklassers / stevig / aan de tand gevoeld.
Aan het / te
Wij / waren / net / bij gym / aan het basketballen.
Dat proces / bleek / moeilijk / te verlopen.
Splitsbare werkwoorden / onvoltooid deelwoord
Lachend / reikte / de trainer / de beker / uit / aan zijn team.