Doelgroep is de groep mensen voor wie je een tekst schrijft.
Omdat je rekening moet houden voor welke doelgroep je schrijft, moet je een goed beeld hebben van de doelgroep.
Slide 5 - Tekstslide
Informeel taalgebruik?
- Taal wanneer je tegen iemand 'je' zegt
of bij de voornaam noemt. - Informeel taalgebruik is wat losser.
- Als je tegen iemand praat of naar iemand schrijft en je tekst over alledaagse dingen gaat.
- Bij vrienden, bekenden en leeftijdsgenoten.
Slide 6 - Tekstslide
Formeel taalgebruik?
- Formeel taalgebruik is netjes en de toon is beleefd.
- Je spreekt diegene aan met 'u'.
- Als je tegen iemand praat of naar schrijft die ouder is dan jij is of die jij niet goed kent.
- Bij een tekst over zakelijke dingen.
- Bij een volwassene, een vreemde of de koning.
Slide 7 - Tekstslide
Een tekst schrijven
Inleiding
Middenstuk
Slot
Slide 8 - Tekstslide
Inleiding
Aandacht van de lezer.
Kijk waar je tekst overgaat en wat je gaat behandelen.
Standpunt: wat wil je de lezer laten weten?
Welke deelvragen kunnen daarbij helpen?
Noteer steekwoorden die je later uitwerkt.
Slide 9 - Tekstslide
Middenstuk
Bestaat uit alinea's (minstens 3)
Werkt deelvragen uit; geef antwoord
Geef per alinea een argument; waar wil je de lezer van overtuigen?
Plaats witregel tussen de alinea's
Plaats tussenkopjes tussen elke alinea
Slide 10 - Tekstslide
Slot
Als je alle deelvragen in het middenstuk hebt behandeld, schrijf je het slot.
In het slot sluit je je tekst af.
Je komt terug op je inleiding.
Je geeft geen nieuwe informatie meer.
Het slot in een aparte alinea.
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht tekst schrijven:
Jullie hebben te horen gekregen dat de schoolleiding leerlingen bij schoolfeesten wil verplichten oordoppen te dragen om gehoorschade te voorkomen. Jullie vinden dit een slecht plan.
In de overtuigende tekst onderbouwen jullie je standpunt.
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht tekst schrijven:
Jullie schrijven vandaag deze tekst.
Hier hebben jullie tot 15:30 uur de tijd voor.
Je schrijft de tekst in tweetallen en je werkt alle opdrachten die in het boek staan daarvoor uit.
Uiteindelijk tekst wordt op een los blaadje ingeleverd.
Jullie krijgen 1 cijfer x 2 : evenredigheid werk (zelf bepalen) bv: 8 x 2 : inzet = persoon A:7 persoon B: 9
Slide 13 - Tekstslide
Indeling tekst schrijven
Laura - Meety Noortje - Dennis Wissam - Xia
Melvin - Deeqo Carolina - Wissam Yomai - Meike
Michelle v. D - Zoë Kim - Fleur Robin-Yvonne
DOCENT
Slide 14 - Tekstslide
Huiswerk voor 14 februari
THEMA 2: KORTE BERICHTEN
OPDRACHT 1 T/M 6 - VANAF BLZ 205
WAAR STAAT DAT JE DE OPDRACHT MET EEN KLASGENOOT MOET DOEN, DOE JE DEZE INDIVIDUEEL.
JE ZORGT ERVOOR DAT JE HUISWERK AF IS. (Zo niet, punt af van de cijfer van je tekst)