3.1 - Week 2 - Schrijfvaardigheid

ZRGVEPL419AK
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

ZRGVEPL419AK

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we de komende weken doen en waarom?

Lessenserie 
'Schrijfvaardigheid' 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je over schrijfvaardigheid?

Slide 3 - Open vraag

WAT GAAN WE DOEN?
  • Je krijgt lessen over schrijfvaardigheid.
  • Je schrijft de motivatiebrief voor je stage.

Slide 4 - Tekstslide

EN WAT ALS WE KLAAR ZIJN?
Je brief kan op je stageplek
worden ingeleverd!

Slide 5 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
- Schrijfdoel
- Doelgroep
- Quiz
- Opdracht
- Afsluiting

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen

Aan het einde van de les weet je:

  • welke verschillende schrijfdoelen er zijn;
  • welke doelgroepen er zijn;
  • wat formeel en informeel woordgebruik is.

Slide 7 - Tekstslide

1. Schrijfdoelen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Informeren
  • De schrijver wil je iets leren
  • Een krantenartikel

Slide 10 - Tekstslide

Instructie geven
  • Uitleggen hoe je iets moet doen
  • Gebruiksaanwijzing

Slide 11 - Tekstslide

Overtuigen
  • Iemand overtuigen van je mening
  • Betogende tekst


Slide 12 - Tekstslide

Overhalen
  • De schrijver wil dat je iets doet of koopt
  • Reclametekst

Slide 13 - Tekstslide

Amuseren
  • De lezer vermaken
  • Een boek

Slide 14 - Tekstslide

2. Doelgroep

Slide 15 - Tekstslide

Doelgroep
  • Doelgroep is de groep mensen voor wie je een tekst schrijft.
  • Omdat je rekening moet houden voor welke doelgroep je schrijft, moet je een goed beeld hebben van de doelgroep. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is formeel taalgebruik?
  • Formeel taalgebruik is netjes en
     de toon is beleefd.
  • Je spreekt diegene aan met 'u'.

Slide 17 - Tekstslide

Wanneer gebruik je formeel taalgebruik?

  • Als je tegen iemand praat of naar schrijft die ouder is dan jij is of die jij niet goed kent.
  • Bij een tekst over zakelijke dingen. 
  • Bij een volwassene, een vreemde of de koning. 

Slide 18 - Tekstslide

Wat is informeel taalgebruik?
  • Taal waarbij je tegen iemand 'je' zegt 
      of bij de voornaam noemt. 

  • Informeel taalgebruik is wat losser. 


Slide 19 - Tekstslide

Wanneer gebruik je informeel taalgebruik?

  • Als je tegen iemand praat of naar iemand   schrijft en je tekst over alledaagse dingen  gaat.
  • Bij vrienden, bekenden en leeftijdsgenoten.

Slide 20 - Tekstslide


Tekst 
indeling

Slide 21 - Tekstslide

  • Om een brief te schrijven is het belangrijk dat je weet welke indeling je moet gebruiken.

  • Iedere tekst bestaat uit een:
    - inleiding
    - middenstuk
    - slot

Slide 22 - Tekstslide

Inleiding
Hier schrijf je wie je bent, je persoonlijke situatie en wat de reden is waarom je de brief stuurt.


Slide 23 - Tekstslide

Middenstuk
Hier beschrijf je waar je goed in bent, wat je kwaliteiten zijn. 
Ook beschrijf je hier informatie over de doelgroep, je legt uit wat je bevindingen zijn over de organisatie.


Slide 24 - Tekstslide

Slot
Hier leg je uit wat voor begeleiding je denkt nodig te hebben. 
Ook spreek je je verwachtingen uit over je aankomende stage.

Slide 25 - Tekstslide


Stappenplan
schrijven

Slide 26 - Tekstslide

Stap 1: vooraf  bedenken
  • Schrijfdoel: Wat wil ik bereiken?
  • Doelgroep: Voor wie schrijf ik?
  • Onderwerp: Waar gaat het over?
  • Deelvragen: Waar wil ik antwoord op geven/welke onderwerpen wil ik behandelen?


Slide 27 - Tekstslide

Stap 2: voorbereiden
  • Wat weet ik al?
  • Welke informatie moet ik geven ?
  • Wat zijn mijn deelvragen?
  • Hoe kom ik aan die informatie? 

Slide 28 - Tekstslide

Stap 2: voorbereiden

  • Noteer alle informatie.
  • Maak een indeling.
  • Plaats de informatie in de juiste alinea.
  • Kijk of alle deelvragen zijn behandeld.

Slide 29 - Tekstslide

Stap 3: Schrijf de inleiding
  • Hiermee trek je de aandacht van de lezer.
  • Hier benoem je het onderwerp.
  • Je vertelt waarom je de brief schrijft.


  • Let op: na de inleiding volgt er een witregel.


Slide 30 - Tekstslide

Stap 4: Schrijf het middenstuk
  • Werk elke deelvraag uit.
  • Plaats een witregel tussen de alinea's.



  • Let op: na het middenstuk volgt er een witregel.

Slide 31 - Tekstslide

Stap 5: schrijf het slot
  • Sluit de tekst af.
  • Je geeft geen nieuwe informatie meer.
  • Je benoemt je verwachtingen.


  • Let op: na het slot volgt er een witregel.

Slide 32 - Tekstslide

Stap 6: controle
  • Juiste tekstdoel?
  • Taalgebruik afgestemd op doelgroep?
  • Deelvragen uitgewerkt?
  • Juiste indeling?
  • Witregels?

Slide 33 - Tekstslide

Zijn hier vragen over?

Slide 34 - Open vraag

Vragen die je jezelf stelt...
1. Wie ben je, hoe oud ben je en waar woon je?
2. Wat is je vooropleiding en welke opleiding volg je nu?
3. Waarom heb je voor je huidige opleiding gekozen?



Slide 35 - Tekstslide

Vragen die je jezelf stelt...
4. Wat zijn jouw positieve eigenschappen? Waar ben je goed in?

5. Welke dingen wil je op je stage graag leren?

6. Waar ga je stage lopen en wat verwacht je daar te moeten doen?



Slide 36 - Tekstslide

Vragen die je jezelf stelt...
7. Op welke manier wil jij graag tijdens je stage begeleidt worden?

8. Zijn er nog zaken die je zou willen weten over je toekomstige stageplaats?


Slide 37 - Tekstslide

Wat? Opdracht maken
Hoe? Individueel
Hulp? Vinger opsteken
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? 
 OPDRACHT 
Wat?  Individueel je kennismakingsbrief in Word schrijven.
Hoe?    Met behulp van je antwoorden op de vragen.
Hulp?  Via mail
Tijd? Voor dinsdag 18 januari 17.00 uur inleveren.
Uitkomst?  Je hebt motivatiebrief geschreven.
Klaar? Inleveren via de mail






Slide 38 - Tekstslide