trema en koppelteken M4

Spelling
trema en koppelteken

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling
trema en koppelteken

Slide 1 - Tekstslide

Doelen:



Ik weet wanneer ik een trema en een koppelteken moet gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

Trema:
Om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën.
 Er is dus geen trema nodig in: gekopieerd, video, buiig.
In sommige leenwoorden: fröbelen, conciërge.
LET OP: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Kies de juiste vorm:
A
coordinatie
B
coördinatie

Slide 5 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
discussieren
B
discussiëren

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
draaiing
B
draaiïng

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
egoisme
B
egoïsme

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
financieel
B
financïeel

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
fohn
B
föhn

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
geautomatiseerd
B
geäutomatiseerd

Slide 11 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
A
reunie
B
reünie

Slide 12 - Quizvraag

Kijk eens naar de volgende woorden:

radioomroep

autoongeluk

70jarige

%teken

NoordNederland

haatliefdeverhouding

Slide 13 - Tekstslide

Theorie (koppelteken)
Koppeltekens gebruiken we:

1 om leesfouten te vermijden:
zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen

2 in aardrijkskundige namen met een extra toevoeging:
Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland

3 bij cijfers, letters , andere tekens,afkortingen en St of Sint:  vmbo-leerling, 70-jarige, tbs-kliniek, Sint-Janskerk

Slide 14 - Tekstslide

*
4 bij dubbele achternamen: mevr. Jansen-Bakker

5 bij vaste combinaties:
 staakt-het-vuren, doe-het-zelfzaak, Jip-en-Janneketaal

6 in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud-
adjunct-directeur, bijna-botsing, ex-vrouw 

7 bij een functie, rang of titel: assistent-bedrijfsleider


Slide 15 - Tekstslide

Even testen

Slide 16 - Tekstslide

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 17 - Quizvraag

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
BMIwaarden
B
BMI-waarden

Slide 18 - Quizvraag

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
14 jarigen
B
14-jarigen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is juist?
A
ex-roker
B
ex roker
C
exroker
D
ëxroker

Slide 20 - Quizvraag

Wat is juist?
A
mee-ëten
B
mee-eten
C
meeëten
D
meëeten

Slide 21 - Quizvraag

Doel: ik weet wanneer ik een weglatingsstreepje moet gebruiken
A
Dit kan ik
B
Dit kan ik (nog) niet

Slide 22 - Quizvraag

Doel: ik weet wanneer ik het koppelteken moet gebruiken
A
Dit kan ik
B
Dit kan ik (nog) niet

Slide 23 - Quizvraag

Werken aan de planning: 
  • Paragraaf spelling opdr. 1 t/m 8 
  • Paragraaf Formuleren opdr. 1 t/m 4  
  • Spelling – test , dictee, werkwoorden  
Oefenen met behandelde theorie:

Maak opdracht 14  op blz. 130

Slide 24 - Tekstslide