4.1. reductiedeling

Welkom
Ga rustig zitten en pak je boek
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten en pak je boek

Slide 1 - Tekstslide

nieuwe hoofdstuk
Erfelijkheid

Slide 2 - Tekstslide

Deze les
Leer je wat reductiedeling/meiose is en hoe deze verloopt.

Slide 3 - Tekstslide

Planning
Uitleg
quiz lessonup
aan de slag

Slide 4 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met die chromosomen?

Slide 5 - Tekstslide

Chromosomen 23 paar

Slide 6 - Tekstslide

DNA zit in de celkern
en is meestal niet opgerold: losse draden

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer wel opgerold?

Slide 8 - Tekstslide

Chromosomen met informatie over hetzelfde onderdeel vormen een paar
Ze zijn dus niet hetzelfde!
Maar bevatten informatie over dezelfde dingen.

1 van papa
1 van mama

Slide 9 - Tekstslide

De celkern van de zaadcel en de celkern van de eicel smelten samen
Beide bevatten 23 chromosomen.

Deze vormen paren.
1 van man, 1 van vrouw = 1 paar

kind heeft 46 chromosomen

Slide 10 - Tekstslide

De geslachtscellen hebben dus maar de helft van het aantal chromosomen!!!

Slide 11 - Tekstslide

van ieder paar 1

Slide 12 - Tekstslide

aantekening
Het ontstaan van eicellen en zaadcellen verloopt door reductiedeling, ook wel meiose genoemd.
Tijdens de meiose worden de paren gesplitst.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

in 2 a 3 tallen overleggen.
Het beste antwoord krijgt een punt

Slide 18 - Tekstslide

Wat zijn chromosomen?

Slide 19 - Open vraag

Waar bevinden de chromosomen zich in ons lichaam?

Slide 20 - Open vraag

Hoeveel paar chromosomen heeft de mens?

Slide 21 - Open vraag

Wat maakt dat twee chromosomen een paar vormen?
A
Ze zijn een kopie
B
Ze bevatten dezelfde informatie
C
Ze bevatten informatie over dezelfde eigenschappen
D
Ze zijn ontstaan na celdeling

Slide 22 - Quizvraag

Bij gewone celdeling:
A
Worden kopietjes (chromatiden) van ieder chromosoom uit elkaar getrokken
B
Worden de paren gesplitst
C
Wordt de helft van de paren in de ene en de helft van de paren in de andere cel gestopt

Slide 23 - Quizvraag

Bij reductiedeling:
A
Worden kopietjes (chromatiden) van ieder chromosoom uit elkaar getrokken
B
Worden de paren gesplitst
C
Wordt de helft van de paren in de ene en de helft van de paren in de andere cel gestopt, de paartjes blijven bij elkaar.

Slide 24 - Quizvraag

Waneer kun je chromosomen zien?

Slide 25 - Open vraag

Waarom is celdeling nodig?

Slide 26 - Open vraag

Waarom is reductiedeling nodig?

Slide 27 - Open vraag

aan de slag!
maken opdrachten bij paragraaf 4.1

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video