In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Onderdelen in deze les
samenvatting HF 3 + HF4
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Hypotheek
hypotheeklening
huis = onderpand
Slide 3 - Tekstslide
Hypotheek
Een hypothecaire lening is een langlopende lening met een onroerend goed als onderpand.
Slide 4 - Tekstslide
Hypotheeklasten
- Aflossing lening en rentekosten
- Worden per maand betaald
Slide 5 - Tekstslide
Maximaal hypotheekbedrag
hoogte van je inkomen
de getaxeerde waarde van het huis
Slide 6 - Tekstslide
Soorten hypotheek
Annuïteit
Lineair
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Annuïteit
Maandbedrag blijft hetzelfde
In het begin veel rente en weinig aflossing
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Lineair
Maandbedrag wordt steeds lager
Aflossing blijft gelijk
Dus steeds minder rente
Slide 11 - Tekstslide
Hypothecaire lening
De hypotheek bestaat uit aflossing en rente
Rente betaal je maar zorgt NOOIT voor daling van de hypotheekschuld.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Soorten inkomen
inkomen uit arbeid: je werkt voor bv. een loon, vakantietoeslag, prestatieloon of loon in natura, winst van een bedrijf.
Inkomen uit bezit: geld uit bezit door rente op je spaarrekening, verhuren van een huis of winst van een bedrijf.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Modaal inkomen = Het inkomen wat het meeste voorkomt in een land.
Slide 23 - Tekstslide
Personele inkomensverdeling
Personele inkomensverdeling = Hoe is het nationaal inkomen verdeeld over een land.
Dit kun je af lezen aan de Lorenz curve
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Hoeveel verdient de armste 40% volgens de Lorenz curve?
A
90% van het inkomen
B
10% van het inkomen
C
40% van het inkomen
D
20% van het inkomen
Slide 26 - Quizvraag
Slide 27 - Tekstslide
Hoeveel verdient de rijkste 20% volgens de Lorenz curve?
A
90% van het inkomen
B
10% van het inkomen
C
50% van het inkomen
D
20% van het inkomen
Slide 28 - Quizvraag
Slide 29 - Tekstslide
overdrachtsinkomen
inkomen zonder dat je er een tegenprestatie voor hoeft te leveren. Meestal is dit van de overheid
Slide 30 - Tekstslide
Inkomens zonder tegenprestatie
Dit heet overdrachtsinkomen
- je hoeft er niets voor te doen
- er zijn wel voorwaarden, je krijgt het niet zomaar
Slide 31 - Tekstslide
Overdrachtsinkomsten /toeslagen
Huurtoeslag
Iedereen heeft recht op eenvoudig onderdak.
Alleen als een te groot deel van je inkomen naar huur gaat.
Betaald met belastinggeld
Slide 32 - Tekstslide
Overdrachtsinkomsten/ toeslagen
Zorgtoeslag
Zorgverzekering is verplicht. Hiervoor betaal je een premie.
Wie een laag inkomen heeft, heeft recht op een tegemoetkoming; de zorgtoeslag
Slide 33 - Tekstslide
Overdrachtsinkomsten / tegemoetkomingen
STUDIEFINANCIERING
Voor scholieren en studenten vanaf 18 jaar.
Basisbeurs voor iedereen
Aanvullende beurs bij laag loon ouders
Slide 34 - Tekstslide
Overdrachtsinkomsten / tegemoetkomingen
Kinderbijslag
Kinderen kosten veel geld (gemiddeld een huis per kind)
Voor kinderen tot maximaal 18 jaar.
Ouders/verzorgers krijgen elk kwartaal kindergeld ongeacht hun inkomen.
Betaald met belastinggeld
Slide 35 - Tekstslide
Overdrachtsinkomsten/ sociale uitkeringen
Bijstandsuitkering
Iedereen heeft recht op het sociaal minimum.
Dit is het inkomen waarvan je moet kunnen leven.
Een alleenstaande zonder kinderen heeft minder nodig dan een alleenstaande met kinderen.
De bijstand is een uitkering voor mensen onder het sociaal minimum. Je mag dan niet te veel spaargeld hebben en bent verplicht om regelmatig te solliciteren.
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Slide 40 - Video
02:14
Huurtoeslag is een voorbeeld van inkomen uit?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit overdracht
C
Inkomen uit bezit
D
Geen van alle
Slide 41 - Quizvraag
Duurzame goederen
Duurzame consumptiegoederen zijn gebruiksgoederen die meestal lang mee gaan.
Wie heeft al een nieuwe Iphone voor dat zijn oude kapot is?
Dit door het verschil in levensduur en gebruiksduur.
Slide 42 - Tekstslide
Reserveren
De nieuwe prijs voor de consumptie noemen we de vervangingsprijs.
De waarde die het product heeft na gebruik noemen we de restwaarde.
Blz. 93.
Slide 43 - Tekstslide
Reserveren
Geld opzijzetten (sparen) om hier later grote of onverwachte uitgaven mee te betalen.
Je reserveert vooral voor een bepaald doel (incidentele uitgaven = vakantie, aanschaf duur apparaat).
FORMULE: (nieuwprijs - restwaarde) / aantal jaar of maanden
Slide 44 - Tekstslide
(Waarde oude auto)
Slide 45 - Tekstslide
(Waarde oude auto)
Slide 46 - Tekstslide
Geld tekort
Een financieringsprobleem oplossen
bezuinigen op dagelijkse uitgaven
een aankoop of vervanging uitstellen
geld lenen
Je moet je budgetplan aanpassen!
Slide 47 - Tekstslide
Bezuinigen
Minder uitgeven aan dagelijkse uitgaven:
voor jou persoonlijk bv. make-up, kapper, uitgaan
voor het huishouden bv. boodschappen
Persoonlijke uitgaven
Huishoudelijke uitgaven
Slide 48 - Tekstslide
Slide 49 - Tekstslide
Slide 50 - Tekstslide
Slide 51 - Tekstslide
Vergelijkend WarenOnderzoek
Slide 52 - Tekstslide
02:14
Je krijgt dividend op je aandelen. Dit is inkomen uit?