Week 15 - Introductie H4 K&W (zonder quiz)

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag...
  1. Planning periode 4 
  2. Leerdoelen deze les
  3. Introductie/uitleg Kopen & Werken Hoofdstuk 4.1 & 4.2
  4. Zelfstandig werken
  5. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Planning Periode 4
  1. Eerste drie weken les
  2. SO Omzet, brutowinst & nettowinst
  3. Rest v/d periode --> Opdracht Schrijven Ondernemingsplan
  • Overige opmerking: houdt je huiswerk op orde!

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Voor het einde van de les kan je...
  1. De voor- en nadelen van het werken als eigen baas verklaren ten opzichte van werken als werknemer
  2. De brutowinst berekenen op basis van omzet en inkoopwaarde
  3. De nettowinst berekenen op basis van de brutowinst en de bedrijfskosten
  4. De verschillen tussen de verwachte en de werkelijke winst verklaren
  5. De brutowinstmarge en nettowinstmarge berekenen
  6. (alleen vwo) op basis van gewenste winst(marges) de gewenste verkoopprijs berekenen 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

4.1 Werken in loondienst of eigen baas
  • Als je een korte of langere tijd in dienst van iemand werkt en je ontvangt loon of salaris, dan werk je in loondienst.
  • De werkgever is dan degene voor wie je werkt en...
  • jij bent dan de werknemer die loon ontvangt.
  • Je kunt ook werken als zelfstandige, als eigenaar van een eigen bedrijf. We noemen dat eigen baas of zelfstandig ondernemer.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Zzp'ers óf zmp'ers
  • zzp'er = Zelfstandig Zonder Personeel
  • zmp'er = Zelfstandig Met Personeel

Slide 8 - Tekstslide

4.2 Omzet, brutowinst & nettowinst

Slide 9 - Tekstslide

Verwachte omzet
  • Een groenteboer verwacht 60 zakken aardappels te verkopen voor 2 euro per zak.
  • Bereken de (verwachte) omzet.

Slide 10 - Tekstslide

Omzet
  • Omzet = afzet x verkoopprijs

Slide 11 - Tekstslide

Brutowinst
  • Brutowinst = Omzet - inkoopwaarde van de omzet

Slide 12 - Tekstslide

Brutowinst
Over mei verwacht de loempiakraam het volgende
  • Inkoopprijs = €0,50
  • Afzet = 3200 stuks
  • Verkoopprijs = €1,20
  • Bereken de verwachte brutowinst

Slide 13 - Tekstslide

Nettowinst
  • Nettowinst = Brutowinst - bedrijfskosten
  • Bedrijfskosten: kosten die nodig zijn om je bedrijf uit te oefenen en producten te verkopen. (zoals: loonkosten, huur, etc.).

Slide 14 - Tekstslide

Nettowinst
  • De brutowinst van de loempiakraam was € 2.240,-
  • De huur van de kraam was € 320,-
  • De loonkosten waren € 290,- 
  • De onvoorziene kosten zijn € 25,-
  • Bereken de nettowinst. 
  • 2.240 - 320 - 290 - 25 = € 1.605,-

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Aan het werk!
  • Wat? Bestudeer in Kopen & Werken de grijze blokken op blz. 36, 37 en 38 (vwo: ook het blok op pagina 41) en de 'gewone' tekst van paragraaf 3.2.4 op pagina's 40-41. ​
  • Weektaak? Maak opgaven 4.1 t/m 4.14 + 4.17 (alleen vwo, bouwsteen 4.1).​
  • Hoe? Overleggen mag (fluisteren)​
  • Hulp? Vraag het aan de docent!​
  • Tijd? Tot 5 minuten vóór het einde van de les​




Slide 17 - Tekstslide

Hoe sta je ervoor richting periode 4?

Slide 18 - Tekstslide