H3 Op stoom

H3 Op stoom
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

H3 Op stoom

Slide 1 - Tekstslide

Sleep het rondje naar de afbeelding van de industriële revolutie

Slide 2 - Sleepvraag

Begin
Begin van de industriële revolutie

Slide 3 - Sleepvraag

Zet de begrippen bij de juiste periode (vóór de industriële revolutie of industriële revolutie)?
Industriële revolutie
vóór de industriële revolutie
fabrieken
Producten worden thuis gemaakt 
landbouw
stoommachine
slechte werkomstandigheden
stad
platteland

Slide 4 - Sleepvraag

§3.0 Oriëntatie
  • Periode
  • Tijdvak
  • Jaartallen
  • Samenleving 
Vroegmoderne tijd
Tijd van Burgers en stoommachines
1800-1900
Industriële samenleving

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerkende Aspecten (1)
1 De wetenschappelijke revolutie
2 De Industriële Revolutie die in de westerse wereld de basis     
    legde voor een industriële samenleving.
3 Discussies over de ‘sociale kwestie’.

   

Slide 6 - Tekstslide

Kenmerkende Aspecten (2)
4 De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de 
    industrialisatie.
5 De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: 
    liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en \
    feminisme.

Slide 7 - Tekstslide

§2.5 De opkomst van machines

Slide 8 - Tekstslide

Uitvindingen textielindustrie
Spinning Jenny
Met deze 'machine' kan er veel sneller kleding worden gemaakt.
In 1764 ontworpen door James Hargreaves.
Schietspoel
Ookwel 'flying shuttle'. 
In 1733 ontworpen door John Kay.
Hiermee werd het gemakkelijker gemaakt om te weven in de huisnijverheid.
  • Eerst huisnijverheid
  • In Engeland begin met uitvindingen in textielindustrie (wegens grote vraag).
  • Wevers en spinners.
  • Te groot voor in huis > fabrieken.
  • Spierkracht -> waterkracht -> stoom

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

§3.2 Wonen in een industriestad

Slide 13 - Tekstslide

Industrialisatie
  • De Industriële revolutie zorgt voor grote veranderingen in hoe het leven
      van de mensen eruit ziet.
  • De fabrieken waren een grote concurrent van de boeren en
      ambachtslieden.
  • Stoommachines > Fabrieken > Urbanisatie (groeiende steden) > Slechte  leef- en werkomstandigheden.

Slide 14 - Tekstslide

Leven in een industriestad
  • Gebrek aan betaalbare woonruimte.
  • Huiseigenaren verhuurden woningen.
  • Weinig ruimte en geen reparaties.
  • Vieze straten en besmet drinkwater --> cholera, tuberculose of vlektyfus.
  • Mensen stierven aan epidemieën.

Slide 15 - Tekstslide

§3.3 De strijd van de arbeiders

Slide 16 - Tekstslide

Slechte woonomstandigheden
Slechte werkomstandigheden

Slide 17 - Tekstslide

 

kinderarbeid

Slide 18 - Tekstslide

Vakbond
Een vakbond organiseerde stakingen en oefende druk uit op de fabriekseigenaren.
Mensen sloten zich aan bij een vakbond die bij hen past.

Slide 19 - Tekstslide

Liberalisme
Ontstaan na val Napoleon, volk macht
Geen economische staatsbemoeienis
Iedereen gelijk voor de wet
Tegen godsdienstfanatisme en censuur

Slide 20 - Tekstslide

Communisme
Karl Marx
Geboren in Trier, studeerde rechten en filosofie, werd redacteur
Woonde in Parijs, Brussel en Londen
In 1848 verscheen 'Het Communistisch Manifest' geschreven met Friedrich Engels, de basis voor het socialisme, in de 19e eeuw een verzamelnaam voor een nieuwe politieke stroming, die streefde naar volledige gelijkheid van mensen. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Sociaal-democraten
Verbetering leefomstandigheden arbeiders ipv verslechtering
Tweedeling socialisten:
  •  communisten, leer van Marx
  • Sociaaldemocraten, socialisme op parlementaire wijze

Slide 23 - Tekstslide

Feminisme
Ontstaan 1870
Ondergeschikte positie vrouw verbeteren
Betere kansen bij opleidingen en op de arbeidsmarkt
Vrouwenkiesrecht
Wilhelmina Drucker, Aletta Jacobs

Slide 24 - Tekstslide

Wat zijn arbeiders?
A
Iedereen die werkt.
B
Werknemers die in de steden in de fabrieken werken.
C
Werkgevers die in de steden in de fabrieken werken.
D
Mensen die onder slechte omstandigheden moet werken.

Slide 25 - Quizvraag

Je oefent: oorzaak en gevolg.
Het loon van de arbeiders was laag. Wat waren hiervan de oorzaken en gevolgen? Zet de zinnen in het juiste vak. 
oorzaak
gevolg
1. De fabrikant wil zo veel mogelijk winst maken. 
2. Slechte woningen. 
3. Er zijn veel werklozen. 
4. Slecht en eentonig voedsel.
5. Slechte gezondheid

Slide 26 - Sleepvraag

De arbeiders in de tijd van de industrialisatie
A
Werden goed betaald en hadden goede werkomstandigheden
B
Werden slecht betaald maar hadden goede werkomstandigheden
C
Werden goed betaald maar hadden slechte werkomstandigheden
D
Werden slecht betaald en hadden slechte werkomstandigheden

Slide 27 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de werkomstandigheden van arbeiders?
A
Lage lonen
B
Lange werkdagen
C
Smerige straten, geen riolering, en geen schoon drinkwater
D
Protesteren of demonstreren had weinig zin. Je werd ontslagen.

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een vakbond?
A
Verenigingen van werknemers die opkomen voor hun leden
B
Wanneer je werkloos werd kreeg je door betaald
C
Mensen die gelijkheid willen bereiken in een land
D
Een overheid die zich niet met de mensen moest bemoeien

Slide 29 - Quizvraag

Vakbonden konden de situatie van de arbeiders wel verbeteren. Welke uitdrukking past het best bij de manier waarop vakbonden werken?
A
Drie tegen één is gemeen
B
Ieder voor zich
C
Samen staan we sterk

Slide 30 - Quizvraag

Lees: 'Socialisten' Er worden zes nieuwe wetten voorgesteld. Zijn de socialisten voor of tegen. Zet de wetten in het juiste vak. 
voor
tegen
1. Iedereen die 65 jaar is, krijgt een ouderdomsuitkering.
2. Ambtenaren gaan de luchtkwaliteit in fabrieken controleren. 
3. Er komt een verbod op stakingen. 
4. Er komt een minimumloon. Werkgevers mogen niet minder betalen. 
5. Arbeiders mogen nu maximaal tien uur per dag werken. Dat wordt twaalf uur. 
6. Er komt algemeen kiesrecht. 

Slide 31 - Sleepvraag

Socialist vs liberaal
socialist
liberaal
Iedereen moet kunnen doen wat hij wil.
Niet iedereen kan doen wat hij wil, want armen hebben minder mogelijkheden.
De overheid moet zorgen dat arme mensen een een beter leven krijgen.
Politiek is een zaak voor hoog opgeleiden.

Slide 32 - Sleepvraag

Lees: 'Wie was Aletta Jacobs?'
Feministen zijn ....
A
Mannen die opkomen voor hun rechten
B
Mensen die opkomen voor hun rechten
C
Mensen die opkomen voor rechten van mannen
D
Mensen die opkomen voor rechten van vrouwen

Slide 33 - Quizvraag

Alletta Jacobs zette zich in voor rijke en arme vrouwen. Over wie gaan de vier uitspraken? Zet de uitspraak is het juiste vak. 
arm
rijk
'Twee keer per week houd ik een gratis spreekuur.'
'Vrouwen mogen ook studeren als ze dat willen.'
'Veel vrouwen worden verplicht thuis te blijven en zich te vervelen. Dit is niet goed. Vrouwen mogen werken, als ze dat willen, net als mannen.'
'Sommige vrouwen kunnen geen eten kopen voor al hun kinderen. Om niet nog meer kinderen te krijgen, zijn voorbehoedsmiddelen nodig. Ik geef die aan vrouwen als ze erom vragen.'

Slide 34 - Sleepvraag

§3.4 Sociale wetten, schone steden

Slide 35 - Tekstslide

Sociale kwestie
De arbeiders hadden het zwaar tijdens de industriele revolutie.
Slechte woon en werkomstandigheden.
Deze problemen noemen we de sociale kwestie. 

Slide 36 - Tekstslide

Kinderwetje
De liberaal Samuel van Houten bedacht in 1874 het kinderwetje van Van Houten. Kinderen tot 12 jaar mochten niet langer in de fabriek werken. 

Slide 37 - Tekstslide

Sociale wetten
In 1889 kwam er een Arbeidswet:
Fabrieken moesten geïnspecteerd worden om te kijken of ze zich aan de wet hielden.
Vrouwen kregen kortere werktijden, ze konden beter voor hun gezin gaan zorgen.

Slide 38 - Tekstslide

Leerplichtwet
In 1901 werd de Leerplichtwet ingevoerd.
Kinderen van 6 tot en met 12 moesten voortaan verplicht naar school.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

§3.5 De kolonie Nederlands-Indië

Slide 41 - Tekstslide

Herhaling vorige les:
1799 VOC gaat failliet


Na het faillisement van de V.O.C. werden de bezittingen van de Nederlandse staat.

Je spreekt sindsdien van de kolonie 
Nederlands Indie.

Slide 42 - Tekstslide

Om 

De kolonie winstgevend te maken werd een plan bedacht!

Slide 43 - Tekstslide

Het cultuurstelsel
 (1830-1870)
  • Doel: Indië moet weer winstgevend (voor Nederland) worden.

  • Indonesiërs verplicht laten werken voor Nederlandse producten.

    Slide 44 - Tekstslide

    Hoe werkt het cultuurstelsel? (1) 

    • Boeren moeten 1/5 deel van hun land verbouwen met voor de Nederlanders interessante producten: koffie, thee en indigo 

    • Boeren krijgen hiervoor een heel klein beetje geld


    Slide 45 - Tekstslide

    Slide 46 - Tekstslide

    Rond 1870:
     Er kwam kritiek op het cultuurstelsel. Mede door het boek Max Havelaar.

     

    Slide 47 - Tekstslide

    Afschaffing cultuurstelsel:
    • 1870
    • Vanaf nu kregen ondernemers het voor het zeggen

    Slide 48 - Tekstslide

    Ethische politiek
    * Iets terug doen voor de bevolking
    * Armoede bestrijden
    * Welvaart en ontwikkeling

    Slide 49 - Tekstslide

    (onbedoelde) gevolgen etnische politiek

    * Contact met westerse ideeën
    - Bewust van ondergeschikte positie
    * School -> nationalisme

    Slide 50 - Tekstslide