Les 13 21/12/23 ZK2A Paragraaf 3.3

1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

       Startklaar:
- Telefoon in Zakkie!
- Op tafel:
              Pen
              Map
              Feniksboek
Welkom bij de Geschiedenisles ZK2A!
timer
5:00
Startopdracht. 

Hoe heet de revolutie waarbij stoommachines een centrale rol speelden?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Programma deze les:
  1. Startopdracht
  2. Lesdoelen
  3. Herhaling via vragen
  4. Stukje uitleg + vragen bij paragraaf 3.3 : De strijd van arbeiders


Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

Kun je uitleggen wat de gevolgen waren van de industriële revolutie. (T1)

en kun je beschrijven wat arbeiders zijn en wat staken betekent. (T1)




Slide 5 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 6 - Quizvraag

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 8 - Quizvraag

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 9 - Quizvraag

In welke beroepen begon de Industriële revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 10 - Quizvraag

Door welke uitvinding konden de mensen, rond 1760 sneller spinnen?
A
De uitvinding van de stoommachine
B
De uitvinding van de Spinning Jenny
C
De uitvinding van de schietspoel
D
De uitvinding van het spinnewiel

Slide 11 - Quizvraag

Wat is urbanisatie?
A
Dat er meer industrie komt
B
Dat mensen weggaan uit de stad
C
Een vorm van landbouw
D
Dat mensen naar de stad verhuizen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is industrialisatie?
A
Een ander woord voor urbanisatie
B
Dat er meer mensen aan landbouw gaan doen
C
Dat er meer werk wordt gedaan via machines in fabrieken
D
Dat mensen naar de stad verhuizen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste uitvinding in de industriële revolutie?
A
Spinning Jenny
B
De gloeilamp
C
Stoommachine
D
Cotton Gin

Slide 14 - Quizvraag

In welk land begon de industriële revolutie?
A
Engeland
B
Frankrijk
C
Nederland
D
Rusland

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Tot 1750 
Na 1750 
Waar werken?
Thuis
Fabriek
Welk soort werk?
Huisnijverheid
Industrie
Verandering van werk door industriële revolutie
Opkomst machines
Verlichting
  1. Rationeel nadenken
  2. Experimenteren
  3. Toepassen nieuwe kennis

Slide 17 - Tekstslide

Urbanisatie
Mensen verhuizen van het platteland naar de stad

Slide 18 - Tekstslide

Gevolgen industriële revolutie
  • Op het platteland was geen werk, dus trokken mensen naar de steden: urbanisatie.  
  • Mensen hoopten dat het leven in de stad beter was, maar dat viel vies tegen. Werken in de fabriek was in die tijd erg ongezond:
  1. donker
  2. benauwd
  3. stoffig
  4. onveilig

Slide 19 - Tekstslide



Kinderarbeid



  • Mannen verdienden vaak niet genoeg om het hele gezin te onderhouden, daarom moesten ook vrouwen en kinderen werken in de fabrieken.  
  • Vrouwen en kinderen verdienden nog minder dan de mannen. 
  • Het gevolg van deze kinderarbeid was dat kinderen niet naar school konden.

Slide 20 - Tekstslide

Industriële revolutie

Slide 21 - Tekstslide

Industriële revolutie
Werk in de fabrieken in steden

Slide 22 - Tekstslide

Industriële revolutie
Werk in de fabrieken in steden
Concurrentie voor huisnijverheid en boeren

Slide 23 - Tekstslide

Industriële revolutie
Werk in de fabrieken in steden
Concurrentie voor huisnijverheid en boeren
Mensen verhuizen naar de steden

Slide 24 - Tekstslide

Industriële revolutie
Werk in de fabrieken in steden
Concurrentie voor huisnijverheid en boeren
Mensen verhuizen naar de steden
Urbanisatie

Slide 25 - Tekstslide

Industriële revolutie
Werk in de fabrieken in steden
Concurrentie voor huisnijverheid en boeren
Mensen verhuizen naar de steden
Urbanisatie
Vieze en volle steden

Slide 26 - Tekstslide

Industriële revolutie
Werk in de fabrieken in steden
Concurrentie voor huisnijverheid en boeren
Mensen verhuizen naar de steden
Urbanisatie
Vieze en volle steden
  1. Overbevolking
  2. Nieuwe wijken met goedkope en slechte huizen
  3. Ziektes en epidemieën

Slide 27 - Tekstslide

VIDEO
Daens 'woonomstandigheden van arbeiders'

Slide 28 - Tekstslide

4

Slide 29 - Video

Samen sta je sterk
Sommige arbeiders probeerden iets te veranderen. Ze eisten een hoger loon en betere werkomstandigheden. Om dat te bereiken gingen ze staken
Maar één stakende arbeider was voor de fabriekseigenaar geen probleem. Hij ontsloeg die persoon dan, er waren genoeg mensen zonder werk die wel wilde werken.

Slide 30 - Tekstslide

Arbeiders
Mensen die werken in ruil voor een beloning, meestal salaris. Bijvoorbeeld in een fabriek.


timer
2:00

Slide 31 - Tekstslide

Staken
Tijdelijk stoppen met werken als protest om zo een bepaald doel te bereiken.

timer
2:00

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Bron: Spotprent Albert Hahn - De liberale vrijheid te krommenie. Uit de Notenkraker 15 december 1907.

Slide 34 - Tekstslide

Bron: 1 mei was een feestdag voor arbeiders. Er waren dan optochten en feesten. Poster uit 1892.

Slide 35 - Tekstslide

Sociale wetten
De regering moest nu wel iets voor ze gaan doen. Al gauw werden er sociale wetten ingevoerd. Daarmee probeerde de regering het leven van arbeiders te verbeteren. 
  • 1874: ‘Kinderwetje’ > Deze wet verbood fabrieksarbeid voor kinderen onder de twaalf jaar. 
  • 1900: de leerplicht > Alle kinderen tot twaalf jaar moesten verplicht naar school.
  • 1919: Achturige werkdag >  Er mag niet langer dan acht uur achter elkaar gewerkt worden. 
sociale wetten
Wet waarmee de overheid het leven van vooral arme mensen probeert te verbeteren.

Slide 36 - Tekstslide

Bron: Ons Amsterdam (1 mei 1894) voor de achturige werkdag. 

Slide 37 - Tekstslide


Socialisten

Mensen die wilden dat de overheid sociale wetten zou maken, noemden zich socialisten. Ze wilden
  • kiesrecht voor iedereen: algemeen kiesrecht. Arbeiders zouden dan hun eigen volksvertegenwoordigers kunnen kiezen. 
  • De socialisten wilden ook betere omstandigheden in de fabrieken, hogere lonen voor de arbeiders en een uitkering voor oude mensen. 
Aan het eind van de negentiende eeuw richtten de socialisten een politieke partij op: de Sociaal- Democratische Arbeiderspartij. 
Niet alleen socialisten, maar ook sommige protestanten en katholieken kwamen op voor de arbeiders. Zij deden dat vanuit hun geloof.
socialisten
Mensen die vinden dat de overheid iedereen die het moeilijk heeft, moet helpen.

algemeen kiesrecht
Kiesrecht voor iedereen.
politieke partij
Organisatie die invloed wil op de overheid en meedoet aan verkiezingen. In een politieke partij zitten mensen met dezelfde politieke ideeën.

Slide 38 - Tekstslide

Bron: Socialistische poster voor de politieke partij SDAP (Sociaal Democratische Arbeiders Partij).

Slide 39 - Tekstslide



Feministen


In 1917 kregen mannen algemeen kiesrecht. Ook vrouwen eisten kiesrecht. Onder leiding van Aletta Jacobs streden feministen voor gelijke rechten. Daardoor kregen in 1919 ook vrouwen kiesrecht.

feministen
Vrouwen (en soms ook mannen) die strijden voor gelijke rechten voor man en vrouw.

Slide 40 - Tekstslide

Aletta Jacobs
Aletta kwam uit een rijke familie. In 1871 ging ze naar de universiteit: als eerste meisje in Nederland. Veel mensen spraken er schande van. Zij vonden dat meisjes niet mochten studeren. Maar Aletta zette door en werd de eerste vrouwelijke arts van Nederland.
Aletta ging in een arbeidersbuurt in Amsterdam werken. Twee keer per week hield ze een gratis spreekuur voor arme mensen. Ook gaf ze vrouwen voorbehoedsmiddelen, zodat die zelf konden beslissen hoeveel kinderen ze wilden.
feministen
Vrouwen (en soms ook mannen) die strijden voor gelijke rechten voor man en vrouw.

Slide 41 - Tekstslide

Bron: Feministen demonstreren voor kiesrecht voor vrouwen. Aletta Jacobs is de vrouw in het midden met de schuine witte band over haar jas. Foto uit 1914.

Slide 42 - Tekstslide

VIDEO
Eerste beelden van Aletta Jacobs

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

VIDEO
Canonclip 34: Aletta Jacobs

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video



Samen sta je sterk


Arbeiders begrepen dat je moest samenwerken. Als alle arbeiders tegelijk staakten, verdiende een fabrikant niets meer. Hij kon nooit ál zijn werknemers ontslaan. De arbeiders richtten vakbonden op. 
  • Elke maand gaven ze wat geld aan de vakbond. 
  • Wie ziek werd, kreeg dan van de vakbond een kleine uitkering. 
  • Als de vakbond een staking organiseerde, kregen de stakende arbeiders geld voor het gemiste loon. 
De vakbonden gingen strijden voor meer veiligheid in de fabriek, voor kortere werkdagen en voor hogere lonen.
vakbond
Vereniging van werknemers die zich inzet voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden.

Slide 47 - Tekstslide

01:39
Hoe weet je dat het hier om een arbeidersbuurt gaat?
A
Het is er modderig en vies.
B
Het is er schoon en ruim.
C
Het is er modderig, maar ruim.
D
Het is er schoon, maar toch ook vies.

Slide 48 - Quizvraag

02:17
Hoeveel kamers heeft het huis?
A
1 kamer
B
2 kamers
C
3 kamers
D
4 kamers

Slide 49 - Quizvraag

02:41
Hoeveel mensen van het gezin werken?
A
Alleen de ouders werken.
B
Alleen de ouders en twee oudste kinderen.
C
Iedereen, behalve de twee jongste kinderen.
D
Iedereen moet werken.

Slide 50 - Quizvraag

03:53
Hoe is het eten van het gezin?
A
Er is genoeg te eten.
B
Er is te weinig te eten.

Slide 51 - Quizvraag