Cameratoezicht H1 tm H4

Cameratoezicht H1 tm H4
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeveiligingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Cameratoezicht H1 tm H4

Slide 1 - Tekstslide

Wat is 1 van de belangrijkste doelen die men met cameratoezicht wil bereiken? (blz 11)
A
Het voorkomen van strafbare feiten
B
Het op efficiënte wijzen beheren van de openbare ruimten
C
C. De beveiliging van personen en goederen

Slide 2 - Quizvraag

Noem 3 plekken waar camera toezicht is. (Blz 12)

Slide 3 - Open vraag

Wat is het hoofddoel van cameratoezicht in het publieke domein? (Blz.13)

Slide 4 - Open vraag

Wat is het hoofddoel van cameratoezicht in bet private domein? (Blz.14)

Slide 5 - Open vraag

Wat bedoelen ze met “proportionaliteit”? (Blz.15)
A
A. Dat het gebruik van de camera’s in verhouding moet zijn tot het doel.
B
B. Dat het gebruik van minder privacy schendende middelen niet mogelijk is

Slide 6 - Quizvraag

Welk artikel hoort bij de terechtzitting (blz. 26) erkende wettige bewijs middelen?
A
A. 163 van het wetboek van strafvordering
B
B. 339 van het wetboek van strafvordering
C
C. 457 van het wetboek van strafvordering

Slide 7 - Quizvraag

Hoelang mogen opgenomen camerabeelden bewaard worden? (Blz.25)
A
7 dagen
B
14 dagen
C
28 dagen
D
48 dagen

Slide 8 - Quizvraag

Waar moet op scholen worden aangegeven dat zij worden gefilmd? Blz. 25
A. Bij de poort
B. Als ze de school inkomen lopen
C. In het klaslokaal
A
bij de poort
B
als je de school binnen komt lopen
C
in het klaslokaal

Slide 9 - Quizvraag

Waar staat DPIA voor?

Slide 10 - Open vraag

Waaronder vallen een particuliere alarmcentrale en een videocentrale
A
Beoordeling cameratoezicht openbare plaatsen
B
Gemeentewet
C
WPBR

Slide 11 - Quizvraag

Waarvoor kan een intelligent camerasysteem worden gebruikt
A
Het volgen van iemand met afwijkend gedrag
B
Het herkennen van afwijkend gedrag
C
De vorm van afwijkend gedrag

Slide 12 - Quizvraag

wanneer mag de gemeente een particulier beveiligingsbedrijf inzetten bij het uitkijken van camerabeelden in het publieke domein
A
na toestemming van de gemeenteraad en lokale driehoek
B
2. na toestemming van de lokale driehoek en het college van burgemeesters en wethouders
C
na toestemming van de gemeenteraad en het college van burgemeesters en wethouders

Slide 13 - Quizvraag

welke informatie kan worden verkregen als camerabeelden zijn gekoppeld aan de databankgegevens van de rijksdienst wegverkeer
A
Wie de bestuurder is van een voertuig
B
Wie de eigenaar is van een voertuig
C
Bij welke maatschappij het voertuig verzekerd is.

Slide 14 - Quizvraag

Waar moet een cameraobservant over beschikken?
A
verklaring van betrouwbaarheid
B
VOG
C
geheimhoudingsverklaring
D
privacyverklaring

Slide 15 - Quizvraag

Uit welke 3 onderdelen bestaat het camerasysteem?

Slide 16 - Open vraag

Hoe spel je “CURIO” in het NATO-spelalfabet?

Slide 17 - Open vraag

Om te kunnen beoordelen of een incident aanleiding geeft tot verdere actie, moet de cameraobservant op basis van een protocol of procedurebeschrijving weten hoe dit betreffende incident moet worden afgehandeld.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen cognitieve lockup?
A
De cameraobservant ziet een vechtpartij en kijkt goed naar wat er gebeurt
B
De cameraobservant kijkt naar een omgevallen beker water
C
De cameraobservant krijgt een melding van een verkeersruzie

Slide 19 - Quizvraag

wat is de taak van de leidinggevende tijdens de briefing?

A
Zorgen dat iedereen weet op welke post hij/zij start
B
Bijzonderheden van de vorige dienst mededelen
C
Controleren of alle werknemers aanwezig zijn

Slide 20 - Quizvraag

Welke omstandigheden kunnen een positieve invloed hebben op de kwaliteit van beeldmateriaal?
A
regen
B
sneeuwval
C
mist
D
zonlicht

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer staat het EVRM schending van privacy toe? Blz 31

Slide 22 - Open vraag


A
Alle info over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon
B
Alle info wat op het internet staat van een natuurlijk persoon
C
Iemands karakter of intelligentie

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer is iemand indirect identificeerbaar? (blz 34)
A
Wanneer zijn kenteken op camera staat
B
wanneer je naam, adres en telefoonnummer zelf opgeeft
C
wanneer je op een opsporingsprogramma komt

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het doel van DPIA

Slide 25 - Open vraag

Wat is het evenredigheidsbeginsel? Blz 34
A
Het verwerken van de AVG
B
Het verwerken van identiteitsgegevens moet evenredig zijn aan het beoogde doel
C
Het verwerken van persoonsgegevens moet evenredig zijn aan het beoogde doel

Slide 26 - Quizvraag