betrekkelijk vnw

Betrekkelijk voornaamwoord
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Betrekkelijk voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Welk woord is het betr. vnw en wat is het antecedent?

Slide 2 - Tekstslide

De sollicitant die als eerste reageerde, was ook de beste.

Slide 3 - Tekstslide

De sollicitant die als eerste reageerde, was ook de beste.

Slide 4 - Tekstslide

Er zijn mensen die al dertig jaar lid zijn van Onze Taal.

Slide 5 - Tekstslide

Er zijn mensen die al dertig jaar lid zijn van Onze Taal.

Slide 6 - Tekstslide

De stagiaire vertelde enthousiast over het plan dat zij ’s nachts bedacht had.

Slide 7 - Tekstslide

De stagiaire vertelde enthousiast over het plan dat zij ’s nachts bedacht had.

Slide 8 - Tekstslide

Een foldertje over Halloween, dat ik lees, heeft een spannende lay-out.

Slide 9 - Tekstslide

Een foldertje over Halloween, dat ik lees, heeft een spannende lay-out.

Slide 10 - Tekstslide

Fenna wilde graag naar de speeltuin, wat haar moeder een uitstekend idee vond.

Slide 11 - Tekstslide

Fenna wilde graag naar de speeltuin, wat haar moeder een uitstekend idee vond.

Slide 12 - Tekstslide

Ze zegt iets wat we nog niet wisten.

Slide 13 - Tekstslide

Ze zegt iets wat we nog niet wisten.

Slide 14 - Tekstslide

Het spannendste wat ik ooit heb gedaan, was van een hoge rots de zee inspringen. 

Slide 15 - Tekstslide

Het spannendste wat ik ooit heb gedaan, van een hoge rots de zee inspringen

Slide 16 - Tekstslide

Noteer het woord waarom het gaat en geef aan of het een betr. vnw  is     of een 
betr. vnw met ingesloten antecedent

Slide 17 - Tekstslide

Wat hij zegt, is volslagen onzin.

Slide 18 - Tekstslide

Wat hij zegt, is volslagen onzin.
wat = dat wat 

betrekkelijk vnw met ingesloten antecedent

Slide 19 - Tekstslide

Wie niet mee wil doen, kan hier op ons wachten.

Slide 20 - Tekstslide

Wie niet mee wil doen, kan hier op ons wachten.

wat = dat wat
betrekkelijk vnw met ingesloten antecedent

wie = degene die

wie = betr. vnw  met ingesloten antecedent

Slide 21 - Tekstslide

verschillende woordsoorten ...

Slide 22 - Tekstslide

wat =
A betr. vnw
B betr. vnw m.i.a.
C vrag. vnw

Wat wil jij doen tijdens het wachten op de bus?

Slide 23 - Tekstslide

wat =
A betr. vnw
B betr. vnw m.i.a.
C vrag. vnw

Wat wil jij doen tijdens het wachten op de bus?

Slide 24 - Tekstslide

wie =
A betr. vnw
B betr. vnw m.i.a.
C vrag. vnw

'Wie vindt hem nou een leuke vent?' vroeg Elsie aan haar vriendinnen.

Slide 25 - Tekstslide

wie =
A betr. vnw
B betr. vnw m.i.a.
C vrag. vnw

'Wie vindt hem nou een leuke vent?' vroeg Elsie aan haar vriendinnen.

Slide 26 - Tekstslide

wie =
A betr. vnw
B betr. vnw m.i.a.
C vrag. vnw

Wie de bal als eerste pakt, mag in het doel gaan staan.

Slide 27 - Tekstslide

wie =
A betr. vnw
B betr. vnw m.i.a.
C vrag. vnw

Wie de bal als eerste pakt, mag in het doel gaan staan.

Slide 28 - Tekstslide

dat =
A betr. vnw
B betr. vnw m.i.a.
C aanw. vnw

Wie de bal als eerste pakt, mag in dat doel gaan staan.

Slide 29 - Tekstslide

dat =
A betr. vnw
B betr. vnw m.i.a.
C aanw. vnw

Wie de bal als eerste pakt, mag in dat doel gaan staan.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide