> Noteer van deze zinnen het woord dat betrekking heeft op een ander woord.
> Noteer ook op welk woord/ welke woorden betrekking hebben.
> Overleg in tweetallen.
1 De sollicitant die als eerste reageerde, was ook de beste.
2 Het boek dat ik lees, is erg spannend.
3 Fenna wilde graag naar de speeltuin, wat haar moeder een uitstekend idee vond.
Klaar? Lees alvast de uitleg van H6 betrekkelijk voornaamwoord.