Examentraining: argumentatieve vaardigheden 12 april

Argumentatieve vaardigheden
10 standpunt en argumenten
11 argumentatie en argumentatieschema's
12 drogredenen
13 aanvaardbaarheid van argumentatie
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Argumentatieve vaardigheden
10 standpunt en argumenten
11 argumentatie en argumentatieschema's
12 drogredenen
13 aanvaardbaarheid van argumentatie

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn je verwachtingen van deze examentraining?
Wat wil je graag leren?

Slide 2 - Woordweb

Standpunten

Slide 3 - Tekstslide

Soorten standpunten
Standpunt: Mening van de schrijver. 
Als je het ergens mee eens bent is het een positief standpunt. Als je het er mee oneens bent een negatief standpunt
Bij standpunt van twijfel weet je niet wat je ergens van moet vinden.

Slide 4 - Tekstslide

Welke van de volgende signaalwoorden wordt niet gebruikt om een standpunt in te leiden?
A
dus
B
vervolgens
C
ik vind
D
kortom

Slide 5 - Quizvraag

Ik denk dat we beter niet zoveel lessen kunnen laten uitvallen. 
Ik vind dat we als voorbereiding op het examen meer oude examens moeten maken.
Ik weet nog niet of ik voor of tegen de verkorting van de zomervakantie ben. 
positief standpunt
negatief standpunt
standpunt van twijfel

Slide 6 - Sleepvraag

Wetgeving die ertoe leidt dat voorbeeldig geïntegreerde migranten tot ongenoegen van een groot deel van de bevolking worden uitgewezen, ondermijnt het respect voor de wet.
Natuurlijk kan de rechtsstaat niet in alle particuliere wensen voorzien. 
Maar als een strikte toepassing van de wet leidt tot een procedure die zelfs het geweten van de betrokken minister belast, 
is de wet volgens mij toe aan revisie. 
standpunt

Slide 7 - Sleepvraag

Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen

Slide 8 - Tekstslide

Soorten argumenten

Feitelijk argument: als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak. 

Ik ga liever niet mee naar Parijs (standpunt),
want Parijs is een grote dichtbevolkte stad (argument).

Slide 9 - Tekstslide

Soorten argumenten
Waarderend argument: over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet. Een waarderend argument moet daarom vaak ondersteund worden. 

Ik ga graag mee naar Parijs (standpunt),
want Parijs heeft de mooiste musea van de wereld (argument).

Slide 10 - Tekstslide

FEITELIJK
WAARDEREND
normen en waarden
vermoedens
feiten
onderzoek
ervaring (empirisch)
geloof
gevoel of emotie

Slide 11 - Sleepvraag

Standpunt: 
Maastricht is een prima stad om een 
excursie voor CKV te organiseren. 
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken.
Maastricht heeft een gezellige binnenstad.

Slide 12 - Sleepvraag

Hij is immers veruit de beste in de debatten.
Ik denk dat Geert Wilders de verkiezingen weer gaat winnen.
standpunt
feitelijk argument
waarderend argument

Slide 13 - Sleepvraag

dus lijkt het mij verstandig om fatbikes te verbieden.
Je loopt met een fatbike een grotere kans op een ernstig ongeluk dan op een fiets
standpunt
feitelijk argument
waarderend argument

Slide 14 - Sleepvraag

Feitelijk argument
Waarderend argument
A
B
C
D
E
F

Slide 15 - Sleepvraag

Met een tegenargument ontkracht je een
A
standpunt
B
argument

Slide 16 - Quizvraag

"Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden."
Reactie: Mensen moeten zelf weten of ze roken of niet.
Deze reactie is:
A
een weerlegging
B
een tegenargument

Slide 17 - Quizvraag

"Ik wil niet meer naar Italië op vakantie, want je kunt er in restaurants nauwelijks vegetarische gerechten krijgen."
Reactie: Wat een onzin. De Italiaanse keuken is beroemd om zijn groenteschotels.
Deze reactie is:
A
een weerlegging
B
een tegenargument

Slide 18 - Quizvraag

11. Argumentatieschema's
Op welke wijze hangen standpunt en argument(en) inhoudelijk met elkaar samen.
Zie blz. 52

Slide 19 - Tekstslide

Argumentatie o.b.v. oorzaak en gevolg

Bij dit type argumentatie wordt ervan uitgegaan dat een feit of een gebeurtenis zal leiden tot een ander feit of een andere gebeurtenis
Het zou me niet verbazen als we straks allemaal buikpijn hebben (gevolg en standpunt). Het vlees was namelijk nog helemaal rood van binnen (oorzaak en argument).

Slide 20 - Tekstslide

Argumentatie o.b.v. kenmerk of eigenschap

Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat kenmerk ook. De gedachte die aan deze argumentatie ten grondslag ligt, wordt meestal niet expliciet vermeld.
Jeroen is eigenlijk nog een groot kind (standpunt), want het liefst speelt hij nog met zijn lego (argument).

Slide 21 - Tekstslide

Argumentatie o.b.v. voor- en / of nadelen
Bij dit type argumentatie wordt er een afweging gemaakt: de voordelen worden vergeleken  met de nadelen en op basis van de uitkomst daarvan wordt er een oordeel uitgesproken. 
Als je 4 havo overdoet, dan krijg je wel een goede basis om in 5 havo met goede cijfers te slagen. Daar staat tegenover dat je het weliswaar zwaar krijgt als je overgaat naar 5 havo, maar dat je toch ook een kans hebt dat je meteen slaagt (argumenten). Als ik jou was, zou ik het proberen in 5 havo (standpunt).

Slide 22 - Tekstslide

Argumentatie o.b.v. voorbeelden
Een standpunt wordt ondersteund door argumenten die voorbeelden zijn.

Je kunt absoluut niet op hem rekenen (standpunt). Zo kwam hij gisteren zonder af te bellen niet opdagen en toen hij dat verjaardagscadeautje zou kopen, was hij dat ook vergeten (argumenten). 

Slide 23 - Tekstslide

Argumentatie o.b.v. vergelijking
Van dit type argumentatie is er sprake als er een vergelijking wordt gemaakt tussen twee gevallen en er een overeenkomst wordt geconstateerd: omdat het in het ene geval zo is, zal het bij het andere  ook wel zo zijn.

Als Geert meegaat, dan krijgen we vast ruzie (standpunt). De vorige keer dat hij meeging, liep het ook uit de hand (argument).

Slide 24 - Tekstslide

Argumentatie o.b.v. autoriteit
Als een standpunt wordt ondersteund door een uitspraak van een deskundige of een uitspraak uit een gezaghebbende bron, heet dat argumentatie op basis van autoriteit.
Je moet twee keer in de week vis eten (standpunt). Laatst bleek opnieuw uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen dat regelmatig vis eten goed is voor hart, bloedvaten en geheugen (argument).

Slide 25 - Tekstslide

Niet de prostituee, maar de klant moet aangepakt worden. Je zult zien dat het aantal slachtoffers van gedwongen prostitutie lager zal worden, net zoals dat in Zweden het geval was nadat daar de bezoekers van prostituees strafbaar werden.
In het kader van de strijd tegen de vrouwenhandel zou de overheid het bezoek aan een prostituee strafbaar moeten stellen.
argument(en)
standpunt

Slide 26 - Sleepvraag

Van welk argumentatieschema is
hier sprake?
Van een argumentatie op basis van:
A
autoriteit
B
kenmerk of eigenschap
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 27 - Quizvraag

In mijn praktijk ben ik het volgende geval tegengekomen: een moeder die verslaafd is aan cocaïne en die twee jongetjes heeft. Beiden zijn gehandicapt. Zij zijn nu bij een pleeggezin ondergebracht en nu verwacht hun moeder een derde kind.
In sommige gevallen is het beter om een zwangerschap te voorkomen.
argument(en)
standpunt

Slide 28 - Sleepvraag

Van welk argumentatieschema is
hier sprake?
Van een argumentatie op basis van:
A
autoriteit
B
kenmerk of eigenschap
C
nadelen
D
voorbeelden

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Video

Ik ben de directeur omdat ik het hier voor het zeggen heb.
A
persoonlijke aanval
B
ontduiken van de bewijslast
C
cirkelredenering
D
onjuiste vergelijking

Slide 31 - Quizvraag

De jury bij de turnwedstrijd had geen enkele fout gemaakt. Dat vond premier Rutte ook.
A
onjuist beroep op autoriteit
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
verkeerde vergelijking
D
overhaaste generalisatie

Slide 32 - Quizvraag

Wij hebben dit voorjaar in een hotel in Dresden gelogeerd. Het was er superschoon: de douche, het bed en de vloer waren om van te eten. Zie je wel dat Duitsers zeer net en hygiënisch zijn?
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
vertekenen van het standpunt
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 33 - Quizvraag

Sinds ze iPads op school gebruiken, zijn de resultaten voor de rekentoets achteruit gegaan.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
vertekenen van het standpunt
C
overhaaste generalisatie
D
verkeerde vergelijking

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Video

Aan het werk: zelf oefenen
met argumentatievragen

Slide 36 - Tekstslide

Wat neem je mee uit deze examentraining?

Slide 37 - Woordweb

FEITELIJK
WAARDEREND
normen en waarden
vermoedens
feiten
onderzoek
ervaring (empirisch)
geloof
gevoel of emotie

Slide 38 - Sleepvraag