Examentraining 5 havo les 6 Argumenteren herhaling en oefening

Nederlands

Examentraining:
Argumentatieve vaardigheden
1
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Examentraining:
Argumentatieve vaardigheden
1

Slide 1 - Tekstslide

Standpunten

Slide 2 - Tekstslide

Soorten standpunten
Standpunt: ander woord voor mening. 
Als je het ergens mee eens bent is het een positief standpunt. Als je het er mee oneens bent een negatief standpunt
Bij standpunt van twijfel weet je niet wat je ergens van moet vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Welke van de volgende signaalwoorden is niet geschikt om een standpunt mee in te leiden:
A
dus
B
vervolgens
C
ik vind
D
kortom

Slide 4 - Quizvraag

Ik vind dat we nooit meer in lockdown mogen gaan. 
Ik vind dat we als voorbereiding op het examen meer oudere examens moeten maken.
Ik weet nog niet of ik voor of tegen de verkorting van de zomervakantie ben. 
positief standpunt
negatief standpunt
standpunt van twijfel

Slide 5 - Sleepvraag

Wetgeving die ertoe leidt dat voorbeeldig geïntegreerde migranten tot ongenoegen van een groot deel van de bevolking worden uitgewezen, ondermijnt het respect voor de wet.
Natuurlijk kan de rechtsstaat niet in alle particuliere wensen voorzien. 
Maar als een strikte toepassing van de wet leidt tot een procedure die zelfs het geweten van de betrokken minister belast, 
is de wet volgens mij toe aan revisie. 
standpunt

Slide 6 - Sleepvraag

Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen

Slide 7 - Tekstslide

Soorten argumenten: feitelijk en waarderend

Feitelijk argument: als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak. 
Ik ga liever niet mee naar Parijs (standpunt),
want Parijs is een grote dichtbevolkte stad (feitelijk argument; je kunt het controleren).

Slide 8 - Tekstslide

Soorten argumenten: feitelijk en waarderend

Waarderend argument: een waarderend argument is gebaseerd op persoonlijke gevoelens en overtuigingen. Een waarderend argument moet daarom vaak ondersteund worden. 
Ik ga graag mee naar Parijs (standpunt),
want Parijs heeft de mooiste musea van de wereld (waarderend argument).

Slide 9 - Tekstslide

Je kunt er beter niet aan deelnemen
De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. 
standpunt
feitelijk argument
waarderend argument

Slide 10 - Sleepvraag

Hij is immers veruit de beste in de debatten.
Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen weer gaat winnen.
standpunt
feitelijk argument
waarderend argument

Slide 11 - Sleepvraag

dus lijkt het mij verstandig om scooters te verbieden.
Je loopt met een scooter een grotere kans op een ernstig ongeluk dan op een fiets
standpunt
feitelijk argument
waarderend argument

Slide 12 - Sleepvraag

Met een tegenargument ontkracht je een
A
standpunt
B
argument
C
beide

Slide 13 - Quizvraag

Met een weerlegging laat je zien dat...
A
een standpunt niet klopt
B
een argument niet klopt
C
een tegenargument niet klopt

Slide 14 - Quizvraag

"Ik wil niet meer naar Italië op vakantie, want je kunt er in restaurants nauwelijks vegetarische gerechten krijgen." Reactie: Wat een onzin. De Italiaanse keuken is beroemd om zijn groenteschotels. De reactie is
A
een weerlegging
B
een tegenargument

Slide 15 - Quizvraag

A zegt: "Roken bekort het leven met acht jaar. Roken moet helemaal verboden worden." Reactie van B: "Mensen mogen toch zelf bepalen of ze wel of niet willen roken?" A reageert: "Nou, de enige keer dat je het echt zelf bepaalt is je eerste sigaret, daarna ben je verloren." De reactie van A is:
A
een weerlegging
B
een tegenargument

Slide 16 - Quizvraag

"Leerlingen nemen aan het eind van de schooldag niet zo veel meer op. We kunnen het best de laatste uren afschaffen."
Bedenk een tegenargument.

Slide 17 - Open vraag

Argumentatieschema's

Slide 18 - Tekstslide

Argumentatie
Argumentatie: het geheel van argumenten en standpunt.
Argumentatieschema: de aard van het verband tussen argument(en) en standpunt

Slide 19 - Tekstslide

Argumentatie o.b.v. oorzaak en gevolg

Bij dit type argumentatie wordt ervan uitgegaan dat een feit of een gebeurtenis zal leiden tot een ander feit of een andere gebeurtenis. 
Het zou me niet verbazen als we straks allemaal buikpijn hebben (gevolg en standpunt). Het vlees was namelijk nog helemaal rood van binnen (oorzaak en argument).

Slide 20 - Tekstslide

Argumentatie o.b.v. kenmerk of eigenschap

Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat kenmerk ook. De gedachte die aan deze argumentatie ten grondslag ligt, wordt meestal niet expliciet vermeld.
Jeroen is eigenlijk nog een groot kind (standpunt), want het liefst speelt hij nog met zijn lego (argument).

Slide 21 - Tekstslide

Argumentatie o.b.v. voor- en / of nadelen
Bij dit type argumentatie wordt er een afweging gemaakt: de voordelen worden vergeleken  met de nadelen en op basis van de uitkomst daarvan wordt er een oordeel uitgesproken. 
Als je 4 havo overdoet, dan krijg je wel een goede basis om in 5 havo met goede cijfers te slagen. Daar staat tegenover dat je het weliswaar zwaar krijgt als je overgaat naar 5 havo, maar dat je toch ook een kans hebt dat je meteen slaagt (argumenten). Als ik jou was, zou ik het proberen in 5 havo (standpunt).

Slide 22 - Tekstslide

Argumentatie o.b.v. voorbeelden
Een standpunt wordt ondersteund door argumenten die voorbeelden zijn.

Je kunt absoluut niet op hem rekenen (standpunt). Zo kwam hij gisteren zonder af te bellen niet opdagen en toen hij dat verjaardagscadeautje zou kopen, was hij dat ook vergeten (argumenten). 

Slide 23 - Tekstslide

Argumentatie o.b.v. vergelijking
Van dit type argumentatie is er sprake als er een vergelijking wordt gemaakt tussen twee gevallen en er een overeenkomst of verschil wordt geconstateerd.

Als Geert meegaat, dan krijgen we vast ruzie (standpunt). De vorige keer dat hij meeging, liep het ook uit de hand (argument).

Slide 24 - Tekstslide

Argumentatie o.b.v. autoriteit
Als een standpunt wordt ondersteund door een uitspraak van een deskundige of een uitspraak uit een gezaghebbende bron, heet dat argumentatie op basis van autoriteit.
Je moet twee keer in de week vis eten (standpunt). Laatst bleek opnieuw uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen dat regelmatig vis eten goed is voor hart, bloedvaten en geheugen (argument).

Slide 25 - Tekstslide

Niet de prostituee, maar de klant moet aangepakt worden. Je zult zien dat het aantal slachtoffers van gedwongen prostitutie lager zal worden, zoals dat in Zweden het geval was nadat daar de bezoekers van prostituees strafbaar werden.
In het kader van de strijd tegen de vrouwenhandel zou de overheid het bezoek aan een prostituee strafbaar moeten stellen.
argument(en)
standpunt

Slide 26 - Sleepvraag

Van welk argumentatieschema was hier sprake? Van een argumentatie op basis van
A
autoriteit
B
voorbeelden
C
vergelijking
D
voor- en nadelen

Slide 27 - Quizvraag

In mijn praktijk ben ik het volgende geval tegengekomen: een moeder die verslaafd is aan cocaïne en die twee jongetjes heeft. Beiden zijn gehandicapt doordat hun moeder drugs gebruikte tijdens de zwangerschap. Zij zijn nu bij een pleeggezin ondergebracht en nu verwacht hun moeder een derde kind.
In sommige gevallen is het beter om een zwangerschap te voorkomen.
argument(en)
standpunt

Slide 28 - Sleepvraag

Van welk argumentatieschema is hier sprake? Van een argumentatie op basis van
A
autoriteit
B
kenmerk of eigenschap
C
nadelen
D
oorzaak-gevolg

Slide 29 - Quizvraag