Motorische ontwikkelingen

Motorische ontwikkeling MO (HF8)
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 13 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Motorische ontwikkeling MO (HF8)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Deze slide heeft geen instructies

MO: Veranderingen die optreden in het motorische gedrag. Benoem een voorbeeld uit eigen ervaring waarbij sprake is/was van MO bij jezelf.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Definitie van Payne en Isaacs (2008)
‘De motorische ontwikkeling bestaat uit de veranderingen in motorisch gedrag die de interactie van het rijpende organisme en zijn omgeving reflecteert.’ 

Zie ook in de volgende film hoe motorisch gedrag verandert door de interactie met de verschillende  toestelmogelijkheden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Definitie van Gallahue & Ozmun (2011)
‘De progressieve veranderingen van het motorisch gedrag tijdens de levenscyclus, teweeggebracht door interacties tussen de taakeisen, de biologische factoren van het individu en de omgevingscondities.’

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier heeft jouw omgeving jou gestimuleerd tot MO?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

8.2 Grote verhalen
Lange tijd werd aangenomen dat de MO volgens een autonoom proces verloopt. Hierdoor kwam men tot relatief strikte richtlijnen voor MO. 
Vier ‘grote verhalen’: 
1 De rijpingstheorie
2 De leer- en informatieverwerkingstheorieën (motorprogramma)
3 De interactiebenadering ( ontwikkelingstheorie van Piaget )
4 De ecologisch-dynamische benadering

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 de rijpingstheorie is de invloed van de omgeving en taak op de MO minimaal.
Biologische rijping van het centraal zenuwstelsel is in feite de motor van het MO-proces. Het gedrag ligt al opgeslagen in het zenuwstelstel. Het is een kwestie van tijd tot het zich ontwikkelt. De ontwikkelingsfasen verlopen in een vaste volgorde en een vast patroon.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Processen van ontwikkeling van grof- naar fijn mo gedrag en integratie vinden gelijktijdig plaats en leiden tot een toename in de complexiteit van  gedrag. 

De ontwikkelingslijnen volgens Gesell:
Van ‘kop naar voet’ (evenwicht);
van ‘binnen (romp) naar buiten (ledenmaten)’;
van enkelvoudig naar samengestelde bewegingen;
van totaal bewegen naar lokaal (effectief en efficiënt) bewegen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2 De leer- en informatieverwerkingstheorieën (vooral de motorprogrammatheorie van Schmidt)
Deze zien de MO als het leren van nieuwe regels en het toepassen van bestaande regels in nieuwe situaties. Dus MO sterk afhankelijk van opgedane bewegingservaring. 
De omgeving is dus van groot belang.
Voor het leren van motorische vaardigheid moeten programmaregels worden gevormd.





Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

En er worden drie fasen in het motorisch leren onderscheiden:
En er worden drie fasen in het motorisch leren onderscheiden:
de cognitieve fase -zich een beeld vormen van wat de bedoeling is;
de associatieve fase -de vaardigheid uitproberen waardoor die consistenter en stabieler wordt;
de autonome fase -zonder bewuste aandacht de vaardigheid vlot en soepel kunnen uitvoeren

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3 De interactiebenadering (met als kern de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget) 
Deze gaat uit van een wederkerige interactie tussen individu en omgeving en heeft eigenlijk meer betrekking op het cognitieve dan op de motorische ontwikkeling
 Ontwikkeling als zelfregulerende aanpassing aan veranderingen in de omgeving, waarbij twee processen centraal staan.  Accommodatie en Assimilatie

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Accommodatie / Assimilatie
Accommodatie is het proces van het aanpassen van bestaande cognitieve structuren en schema’s aan nieuwe taak- of omgevingseisen. 
Assimilatie is het proces van het interpreteren en vastleggen van nieuwe informatie in bestaande schema’s.
Elke ontwikkelingsfase begint met een toestand van een uit evenwicht zijn van accommodatie en assimilatie.



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

4 De ecologisch-dynamische benadering
Deze ziet het individu, de omgeving en de taak als te onderscheiden grootheden die elkaar continu en wederzijds beïnvloeden.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewegingsgedrag ontstaat door een van de onderstaande factoren aan te passen.
Individu: Aanleg, gewicht, kracht, motivatie, etc.

Taak: Wat moet er precies gedaan worden. Wat is de opdracht?

Omgeving: Hoe ziet het arrangement eruit, welke materialen worden gebruikt en hoe zijn die opgesteld?


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als voorbeeld in het boek: Leerlijn voetbal. 

Waarbij in de eerste les 4 tegen 4 wordt gespeeld.
 
In les 2 wordt gekozen voor een aanpassing waarbij de zwakkere spelers 1 tegen 1 tegen elkaar gaan voetballen waardoor deze leerlingen meer balcontact krijgen dan in de vorige les het geval was.

In les 3 wordt de klas op niveau ingedeeld. Bij de betere spelers zag de docent de vorige les namelijk veel gepingel. Bij deze groep krijgen de spelers nu de taak de bal nog maximaal 2 keer aan te mogen raken.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een beweging kan alleen succesvol worden uitgevoerd binnen de zogenoemde ‘oplossingsruimte’. 

 En een succesvolle beweging is mogelijk als een taak (leervoorstel)-, omgevings (arrangement)- en persoonsfactoren van de beweger zich overlappen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De ecologische benadering:
Waarnemingen en handelingen zijn met elkaar verbonden. (perceptie-actiecyclus). Wat iemand waarneemt, kan individueel verschillen. Of een boom wordt waargenomen om in te klimmen hangt o.a. af van de bewegingsmogelijkheden van de potentiële klimmer (leeftijd, lengte, vaardigheidsniveau etc.)

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Perceptie-actiecyclus
Waarneming --> handelingsmogelijkheden --> beweging --> omgeving met contextuele wetmatigheden --> waarneming 

Bij de dynamische systeemtheorie staat de relatie tussen het individu en zijn omgeving centraal en gaat ervan uit dat de bewegingsuitvoering wordt bepaald door factoren die elkaar voortdurend beïnvloeden. Zie het volgend filmpje.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bewegingsuitvoering wordt bepaald door factoren die elkaar voortdurend beïnvloeden. 
Waarbij aantrekkers (attractoren) een voorkeurstand is van het systeem. Als voorbeeld de stabiele houding waarin pasgeboren baby’s liggen. Er is een grote verstoring nodig om dit te veranderen. Het kost een baby in buikligging heel veel moeite om tegen de zwaartekracht in op te kijken. Een kleine verstoring veroorzaakt al een verandering in de situatie. Dit noemen me we een instabiele puntaantrekker.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het dynamische systeem laat zich in de praktijk makkelijk vertalen door het OPA-model.
O de omgeving (materialen, deelnemers en regels)
P de persoon (relaties, kwaliteiten en eigenheid)
A de activiteit zelf (uitdagingen, beweegmotieven, variaties en fasen van beweging of vaardigheid) --> Knoppen waaraan gedraaid kan worden om een activiteit nog passender te maken en zo een beredeneerd aanbod van bewegings-, regulerings- en belevingsdoelen te kunnen realiseren. 


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beweging is de motor van zelforganisatie. Door bewegen wordt stap voor stap een gerichte motoriek geleerd. Het opdoen van bewegingservaring is contextspecifiek. Kinderen kunnen motorische vaardigheden niet zomaar van de ene naar de andere context verplaatsen. Het kruipen over de vloer kan niet zomaar worden uitgevoerd op een schuin vlak.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MO versus Motorisch leren: 
Motorische ontwikkeling is een langduriger proces vanuit het kind zelf en is het resultaat van de wisselwerking tussen de activiteiten van het lichaam en de omgeving. 
Weten wat me met het lichaam kunnen doen, geeft ruimte en veiligheid voor het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden. Veranderingen in het gedrag die samenhangen met de leeftijd worden ontwikkeling genoemd. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motorisch leren =                                     een gedragsverandering die optreedt en een relatief korte tijd als gevolg van invloed van buitenaf. 
-Er is een duidelijke rol weggelegd voor de leerkracht. 
-Het aanleren van een complexe vaardigheid lukt pas wanneer er eerst het een en ander aan vooraf is gegaan. 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motorische vaardigheden(MV):
Hebben drie criteria. 
1 Ze zijn doelgericht
2 De uitvoering is op basis van vrijwilligheid en 
3 Ze hebben een verandering van plaats, van het lichaam of delen ervan als resultaat.
MV zijn afhankelijk van de omgevingsfactoren waaraan een kind wordt blootgesteld. Het is cultuurafhankelijk.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

In het bewegingsonderwijs kom je verschillende indelingen van motorische vaardigheden tegen.
1  Groot en fijn motorische ontwikkeling. 
2 Discreet en Continu
3 Gesloten en Open
4 Fylogenetisch en Ontogenetisch



Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaardigheidslijnen:  De vaardigheden die verworven worden, en met name de volgorde ervan.
Als voorbeeld de leerlijnen en bewegingsthema’s opgesteld door het SLO. 

Dit zijn een opeenvolging van na te streven tussendoelen binnen verwante bewegingssituaties. --> Bewegingssituaties met een vergelijkbare bewegingsuitdaging. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nature en Nurture
Nature:  Alle eigenschappen van het individu die bepaald zijn door aanleg. Ze zijn dus aangeboren.

 Nurture: Alle eigenschappen van het individu die worden aangereikt en verworven via de opvoeding en de leefomgeving. Dus afhankelijk van de omgevingsfactoren. 


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bonus FILM 
Onderzoekend leren te gebruiken als mogelijke tool bij de lessen BO en ter ondersteuning voor de motorische ontwikkeling van het kind.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Hoe gaat het in zijn werk een voorbeeld van een onderzoek. 
Hierin komen alle stappen behalve stap 7 aan bod. Wij doen stap 7 wel. 

De cirkel die hier gebruikt wordt is de cirkel van het wetenschapsknooppunt. De verdiepende fase wordt hierin achterwegen gelaten. 
Wat neem je mee van deze theorieles?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Portfolio opdracht 9 Discussie

Je bedenkt per tweetal drie onderwerpen waarover gediscussieerd kan worden die te maken hebben met sport en bewegen op de basisschool. 

Opdracht
Individueel of samen met een medestudent ga je een discussie voorbereiden. Dit doe je door twee artikelen binnen je gekozen thema te zoeken. Deze twee artikelen presenteer je kort tijdens een bijeenkomst. Na deze presentatie komen er twee stellingen waarover de groep in discussie gaat.
Na afloop schrijf je een korte samenvatting over de bevindingen van de groep.



Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies