Les 2

Standpunt/stelling
Mening, wat de schrijver vindt.
Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, ik denk dat, dus..., kortom..., daarom...
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Standpunt/stelling
Mening, wat de schrijver vindt.
Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, ik denk dat, dus..., kortom..., daarom...

Slide 1 - Tekstslide

Argument
Waarom iemand iets vindt.
Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers.

Slide 2 - Tekstslide

opdracht 5
Maak opdracht 5 op blz 393-394. Je krijgt 4 minuten
timer
4:00

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 5

Examen 2007-1, vr.21 (2p)
De kern van een goed antwoord luidt:

• Hij zou het niet erg vinden als het Nederlands verdwijnt (1p)

• want hij beschouwt het slechts als het uitsterven van een nostalgisch gebruik (1p)
Let op aantal woorden!!!

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 6
Maak opdracht 6 op blz 394-395. Je krijgt 4 minuten.
timer
4:00

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 6
Examen 2008-1, vr.5 (1p) en 6 (1p) 
1 De kern van een goed antwoord is:

• dat mensen niet in de natuur horen / dat de natuur ongerept moet
blijven / dat de natuur met rust moet worden gelaten (1p)
Let op het aantal woorden!!!

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 6
2 De kern van een goed antwoord is:
• Als een roofdier wild mag vangen, mag een jager dat ook (1p)


Indien: Er is een overvloed aan wild (1p)

Indien: Het onderbuikgevoel van de jager (0p)
Of: De natuur is meer met de tijd meegegaan dan de dierenbeschermers (0p)

Let op het aantal woorden!!!

Slide 7 - Tekstslide

Soorten argumenten
Redenering: het geheel van argumenten en standpunt
Kan op basis van:
Feiten
- Onderzoek of wetenschap
- normen en waarden
- vermoedens
- geloof of overtuiging
- gezag of autoriteit/ deskundigheid

Slide 8 - Tekstslide

Argumentatie

-nut
- oorzaak-gevolg
- overeenkomst
- voorbeelden
- voor- en nadelen
- kenmerk of eigenschap

Slide 9 - Tekstslide

Drogredenen
Fout in de argumentatie
Voorbeelden zijn:
- Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
- Verkeerde vergelijking
- Overhaaste generalisatie
- Cirkelredenering
- Persoonlijke aanval
 

Slide 10 - Tekstslide

Drogredenen
- Ontduiken van de bewijslast
- Vertekenen van het standpunt
- Bespelen van het publiek
- Onjuist beroep op autoriteit

Er zijn nog meer vormen van drogredenen, maar dit zijn de meest voorkomende soorten.

Slide 11 - Tekstslide

vraag 7, blz 395
A
deskundigheid
B
feiten
C
geloof
D
gezag

Slide 12 - Quizvraag

opdracht 8, blz 396
A
autoriteit
B
feiten
C
geloof
D
voordeel-nadeel

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht 9, blz 396-397
A
feiten en voorbeelden
B
gezag en voorbeelden
C
gezag en wetenschap
D
intuïtie en feiten

Slide 14 - Quizvraag

Opdracht 10, blz 397
A
berust op een onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
berust op een verkeerde vergelijking
C
bestaat uit onjuiste feiten
D
mist afdoende bewijsvoering

Slide 15 - Quizvraag

Opdracht 11, blz 398
A
De bewijslast wordt ontdoken
B
Er wordt een overhaaste conclusie getrokken
C
Er wordt een twijfelachtige vergelijking gemaakt
D
Het standpunt van de tegenstander wordt vertekend

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht 12, blz 399
A
cirkelredenering
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
ontduiking van de bewijslast
D
overhaaste generalisatie

Slide 17 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 13 t/m 19, lees hiervoor zelfstandig de bijbehorende theorie (blz 400-408)
Wat je niet afkrijgt in de les is huiswerk voor maandag

Slide 18 - Tekstslide