5H - Eindexamensyllabus

Welkom 5H!
Deze les: Eindexamensyllabus
Volgende les in de klas: herhaling argumentatie aan de hand van de toets
Volgende les thuis: verder werken aan deze bundel
(En dan woensdag andersom)

Nu: Bespreken opdrachten & aan de slag 
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Welkom 5H!
Deze les: Eindexamensyllabus
Volgende les in de klas: herhaling argumentatie aan de hand van de toets
Volgende les thuis: verder werken aan deze bundel
(En dan woensdag andersom)

Nu: Bespreken opdrachten & aan de slag 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kijk je nu aan tegen de eindexamens?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

De vraag is je beste vriend!
Analyseer de vraag goed. Markeer, omcirkel, onderstreep.
Alle informatie die jij nodig hebt, staat in de vraag. (Ja, echt!)

Leesvaardigheid = meters maken!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 3
Examen 2010-2, vraag 2 (3p)
• De zelfstandig werkende leerling / de leerling in het studiehuis greep niet meer naar het boek (1p)
maar koos voor het gemak van het (snel opkomende) internet (1p)
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 25 woorden (1p)


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel punten heb je gehaald? 0/1/2/3?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Iets uitleggen / iets met eigen woorden zeggen
een stukje tekst uitleggen / een genoemd begrip toelichten / een verklaring die de schrijver geeft in eenvoudige taal weergeven / een vraag formuleren

  • Blijf dicht bij de formulering van de tekst
  • Neem deze niet letterlijk over: voeg in ieder geval enkele eigen woorden toe. 
  • Vaak moet je deze antwoorden in correcte zinnen formuleren en hebben deze vragen een woordengrens. Let op je taalverzorging! 



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4
1 Het is verstandig als het preventieve beleid berust op (harde) wetenschappelijke kennis (ter voorkoming van ziekten of onheil) (2p)

gedeeltelijk goed: Als de mensen weten dat het beleid echt werkt (zie regels 31-34) (1p)

2 Het is onverstandig als het beleid berust op een statistisch verband/correlatie van mogelijk te verwachten ziekten of onheil (2p)
of:
Het is onverstandig als het beleid niet berust op harde kennis over reële problemen (2p)

gedeeltelijk goed: Het is onverstandig ter bestrijding van misstanden die er nog niet zijn / (of) misschien niet zullen komen (zie regels 59-65) (1p)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel punten heb je gehaald? 0-4?

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over argumentatie beantwoorden

  • Een standpunt vaststellen
  • Een subjectief of objectief argument herkennen/vinden in de tekst
  • Soorten argumentatieschema's herkennen
  • De aanvaardbaarheid van de argumentatie beoordelen 
  • Drogredenen (argumentatiefouten) herkennen en benoemen
  
Zie de theorie in je reader voor een precies overzicht! 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak opdr. 5, 6 en 7 
We bespreken de opdrachten over 12 min
(Doorwerken mag) 
Laat je camera aan/blijf online :)
timer
12:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 5
Examen 2007-1, vr.21 (3p)
De kern van een goed antwoord luidt:
• Hij zou het niet erg vinden als het Nederlands verdwijnt (1p) = stap 1, zijn mening
• want hij beschouwt het slechts als het uitsterven van een nostalgisch gebruik (1p) = stap 2, zijn argument 
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 25 woorden (1p)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel punten heb je gehaald? 0-3?

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 6
Examen 2008-1, vr.5 (20) en 6 (3p)
1 De kern van een goed antwoord is:
• dat mensen niet in de natuur horen / dat de natuur ongerept moet
blijven / dat de natuur met rust moet worden gelaten (1p)
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 10 woorden (1p)
2 De kern van een goed antwoord is:
• Als een roofdier wild mag vangen, mag een jager dat ook (2p)
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 15 woorden (1p)
Indien: Er is een overvloed aan wild (1p)
Indien: Het onderbuikgevoel van de jager (0p) = alleen visie van ecologen
Of: De natuur is meer met de tijd meegegaan dan de dierenbeschermers (0p)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel punten heb je gehaald? 0-5?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De auteur baseert zich op feiten over hoe de maatschappij veranderd is. Je krijgt voor deze vraag 1p. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je de vraag goed?
Ja
Nee

Slide 16 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak opdr. 8 t/m 15
(Doorwerken mag) 
Laat je camera aan/blijf online :)
timer
20:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 8
Examen 2010-1, vr.10 (1p)
A autoriteit (1p); namelijk het (gezaghebbende) VROM-rapport


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je de vraag goed?
Ja
Nee

Slide 19 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 9
Examen 2008-1, vr.7 (1p)
A feiten en voorbeelden (1p); de feiten staan in regel 147-150, de voorbeelden in de regels daarna.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je de vraag goed?
Ja
Nee

Slide 21 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je de vraag goed?
Ja
Nee

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

De auteur vergelijkt het verdwijnen van een taal met het verdwijnen van de gebruiken en verschijnselen uit regel 234-238. Maar is die vergelijking wel terecht?


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je de vraag goed?
Ja
Nee

Slide 25 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je de vraag goed?
Ja
Nee

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welk onderdeel/welke theorie moet jij duidelijk nog bestuderen/oefenen?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

1p 
Had je de vraag goed?
Ja
Nee

Slide 30 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

1p
Had je de vraag goed?
Ja
Nee

Slide 32 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Functies van tekstgedeelte(s)
Delen van een tekst hebben altijd een functie, een bedoeling. Functies van tekstgedeeltes worden weergegeven met behulp van functiewoorden. Als er op het examen aan je wordt gevraagd om de functie van een tekstgedeelte te noemen, krijg je de keuze uit een aantal functiewoorden. Lees altijd eerst het betreffende tekstgedeelte goed door en onderstreep belangrijke stukjes. Kies vervolgens het functiewoord waarvan jij denkt dat die het beste bij de tekst past. (Soms kan een tekstgedeelte meerdere functies bevatten). 

Op de volgende slide de meest voorkomende functiewoorden.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De belangrijkste tekstfuncties
Aanleiding                       Nuancering                           
Anekdote                         Kanttekening
Argument                         Oorzaak
Conclusie                         Opsomming
Constatering                  Probleemstelling
Definitie                            Samenvatting 
Gevolg                               Stelling 
Voorbeeld                        Uitwerking    
                                              Weerlegging
 

Er zijn veel meer functiewoorden waarvan je betekenis moet (her)kennen. 
De uitgebreide lijst vind je in de syllabus.





Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Signaalwoorden en functiewoorden (2)
Signaalwoorden:
  • geven verbanden in de tekst weer 
  • ze staan altijd in de tekst
Functiewoorden: 
  • geven de functie van een bepaald tekstgedeelte weer
  • functiewoorden staan zelf niet in de tekst

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 15
1 Dat dit functiewoord tussen 2000 en 2011 maar één keer als mogelijk antwoord is aangeboden.
2 12
3 7
4 12/19, dat is 63%
5 Dat deze woorden heel vaak als antwoordmogelijkheid worden aangeboden, maar (bijna) nooit het goede antwoord zijn.


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu / hw
Maken opdr. 16 t/m 21
Lees alle tussenliggende theorie en arceer belangrijke stukken. 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examen 2007-1, vr.6 t/m 9 (4 x 1p)
1 stelling (1p); Het vervangen van tal van 'kleine' talen in Europa door een of meer intra-
Europese communicatietalen of 'linguae francae' biedt enorme voordelen.
2 argument (1p); Het zou wel buitengewoon oneconomisch, onpraktisch en verkwistend zijn als alle talen binnen dat grote gebied op bestuurlijk niveau zonder uitzondering gelijkberechtigd zouden blijven; dan zou ieder Europees besluit, iedere wettelijke regeling en ieder vergaderverslag in zo'n vijfentwintig verschillende talen vertaald en gepubliceerd moeten worden.
3 vermoeden (1p); Het is niet onwaarschijnlijk dat …
4 voorwaarde (1p); (Een dergelijke gemeenschappelijke intra-Europese taal kan haar rol van communicatiemiddel natuurlijk pas naar behoren vervullen) als alle Europeanen die taal op school leren spreken en verstaan. Alleen dan kunnen … (= voorwaarde)


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je de vraag goed?
Ja, 1p
Ja, 2p
Ja, 3p
Ja, 4p
Nee, 0p

Slide 39 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 17 
A een conclusie (1p)
Niet het aanpraten van een ecologisch schuldgevoel, maar de bereidheid om voor dieren te betalen, maakt toename van tot de verbeelding sprekende diersoorten mogelijk.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je de vraag goed?
Ja
Nee

Slide 41 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je de vraag goed?
Ja
Nee

Slide 44 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je de vraag goed?
Ja
Nee

Slide 46 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Teksten vergelijken 
  • Gaat vaak over: overeenkomsten en verschillen
  • Let op: als er gevraagd wordt naar verschillen, moet je over beide teksten iets inhoudelijks zeggen.
    (Zeg niet: 'de auteur van tekst X vindt dat niet', want dan zeg je niets inhoudelijks over tekst X)
  • Teksten met verschillende tekstdoelen (bijv. informeren en overhalen) kunnen overeenkomsten hebben (bijv. voeding)

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 20

Voorbeeld 1
De visie van Marjoleine de Vos, auteur van het tekstfragment, kun je alleen maar vaststellen door het hele fragment te lezen.
Ook de visie van de auteur van de hoofdtekst kun je alleen maar vaststellen door de hele tekst te lezen. In vraag 17 wordt immers geen tekstgedeelte genoemd waar je die visie kunt vinden.

Voorbeeld 2
Om te kunnen vaststellen welke verklaring uit het tekstfragment iets toevoegt aan de verklaringen in de hoofdtekst, moet je eerste die verklaringen van de hoofdtekst opzoeken en daarvoor moet je de hoofdtekst helemaal lezen.
Vervolgens moet je het hele fragment lezen om te zien welke verklaringen daarin staan en welke daarvan (slechts één) iets toevoegt aan de verklaringen uit de hoofdtekst.

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je door wat je moest doen?
Ja
Nee

Slide 49 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 21
Examen 2011-2, vr. 20 (2p)
De kern van een goed antwoord luidt:
• We kunnen / de maatschappij kan niet zonder gezag. / Er is gezag nodig (1p)
• een volledig goed antwoord, niet langer dan 10 woorden (1p)

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Had je de vraag goed?
Ja
Nee

Slide 51 - Poll

Deze slide heeft geen instructies