Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Feb regulier
Nederlands online
30 minuten instructie
werken in ABOT
vragen via Teams
aanwezig woe/do/vrij
examentraining
1 / 19
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
In deze les zitten
19 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Nederlands online
30 minuten instructie
werken in ABOT
vragen via Teams
aanwezig woe/do/vrij
examentraining
Slide 1 - Tekstslide
waar zijn we gebleven?
Slide 2 - Tekstslide
Maken voor de volgende les
form 1 verder werken
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Formuleren en stijl
1.1 Verwijzen
1.2 Signaalwoorden
1.3 Opbouw van je tekst
Slide 5 - Tekstslide
Verschillende verwijswoorden:
persoonlijke voornaamwoorden >> hij/ zij/ hen/ het / hem
bezittelijke voornaamwoorden >> jouw, uw >> haar >> onze
aanwijzende voornaamwoorden >> deze, die, dit, dat
Slide 6 - Tekstslide
Benoem het bezittelijk voornaamwoord:
Hij geeft jouw cd terug.
A
Hij
B
cd
C
jouw
D
geeft
Slide 7 - Quizvraag
Wat is in deze zin het bezittelijk voornaamwoord?
Heeft Jan zijn boeken al ingeleverd?
A
Jan
B
zijn
C
al
Slide 8 - Quizvraag
Verwijzen met ze/zij, hun en hen
- Verwijs naar dieren en dingen met
ze.
Ik zoek de schroeven, waar heb je
ze
gelaten?
- Verwijs naar personen met
zij en ze
.
Die mensen komen met binnen. Help jij
ze
? Geef
ze
eerst een kop koffie.
Slide 9 - Tekstslide
Hen en hun
Gebruik
hen
als het niet anders kan.
Deze fietsen zijn van
hen
. Volgens
hen
is dat niet waar.
Gebruik
hun
alleen om een bezit aan te geven als het bezit erachter staat.
Wat is
hun
telefoonnummer? Dat is
hun
probleem
.
Slide 10 - Tekstslide
Dat boek is van hen. Het is ... boek.
A
Hun
B
Zijn
C
Hen
D
Haar
Slide 11 - Quizvraag
"Hulpverleners kunnen hen niet goed bereiken."
Is het 'hen' of 'hun'?
A
hen
B
hun
C
Mag allebei
Slide 12 - Quizvraag
Hen of hun?
Ik heb .... achtergelaten.
A
hen
B
hun
Slide 13 - Quizvraag
Verwijzen met deze en die, dit en dat
Verwijs naar een de-woord en meervoud met
deze
en
die.
De auto die tegen het paaltje was geknald, werd weggesleept.
Deze papieren worden morgen uitgedeeld.
De koffie staat op tafel. Wil je mij die aangeven?
Slide 14 - Tekstslide
Verwijs naar een het-woord met
dit
en
dat.
Het kind dat daar zit, heeft een snotneus.
Ik heb dit paard net geborsteld.
Het boek is gevallen en Joost raapt dat voor mij op.
Slide 15 - Tekstslide
Deze/dit mobieltje is ideaal voor gebruikers die alleen willen bellen.
A
Deze
B
Dit
Slide 16 - Quizvraag
De secretaresse legt deze/dit folders allemaal op een andere plek.
A
Deze
B
Dit
Slide 17 - Quizvraag
De interviewer stelde vragen aan de voetballer, maar die/dat snapte er niks van.
A
Die
B
Dat
Slide 18 - Quizvraag
'Huis'werk
Formuleren 1
Maken 1.1
Lezen 1.2 en 1.3
Slide 19 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
BJ P3 week 1 Formuleren en Stijl
Februari 2022
- Les met
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
BJ P3 week 1 Formuleren en Stijl
Februari 2021
- Les met
21 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Formuleren 1.1
Januari 2022
- Les met
19 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Formuleren en Stijl 1.1. verwijswoorden
Maart 2023
- Les met
11 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Formuleren 1.1 1.2. 1.3
Maart 2021
- Les met
16 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Verwijswoorden
Maart 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Aanwijzend voornaamwoord
Oktober 2023
- Les met
14 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Spelling
Oktober 2024
- Les met
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 3