In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
6.3 Met werk kom je verder!
6.4 Soms helpt de overheid
Paragraaf 6.3 en 6.4 van het hoofdstuk werk
Slide 1 - Tekstslide
Lesopzet
Uitleg 6.3 en 6.4
Uitleg opdracht 3 en 4
Zelfstandig werken aan opdracht 3 of/en 4
Slide 2 - Tekstslide
De maatschappelijke ladder
- Beroep --> maatschappelijke positie
- Maatschappelijke ladder = alle maatschappelijke posities in een samenleving van laag naar hoog
- Wat bepaalt jouw plek op de ladder? -->
- Geld
- Macht
- Aanzien
- Kennis
- Talent
Slide 3 - Tekstslide
Sociale mobiliteit
- Hoger is niet 'beter'
- Hoger is vaak meer invloed
- Sociale mobiliteit = klimmen op de maatschappelijke ladder
- Vroeger afkomst belangrijkst
- Tegenwoordig zijn je persoonlijke eigenschappen belangrijk
Slide 4 - Tekstslide
Is in Nederland de sociale mobiliteit hoog? Waarom wel/niet?
Slide 5 - Open vraag
Niet iedereen heeft gelijke kansen
- Sociale ongelijkheid = niet iedereen heeft gelijke kansen in de samenleving
- Ongelijkheid door discriminatie:
Mensen met een migratie-achtergrond
Geslacht
Leeftijd
Slide 6 - Tekstslide
Nederland als verzorgingsstaat
- Baan kwijt --> werkloosheidsuitkering (WW)
- Ontslag --> opzegtermijn
- Op staande voet ontslagen worden: het bedrijf direct verlaten (geen WW)
- Verzorgingsstaat: Een land waar de overheid de burgers helpt
- Verzorgingsstaat is duur, daarom (loon) belasting
Slide 7 - Tekstslide
Wat doet de overheid nog meer?
Sociale ongelijkheid aanpakken door
- Kwalificatieplicht
- Verplicht mensen aannemen met arbeidsbeperking
- Bijstand (boven de 20)
- Uitkeringen zoals AOW
Slide 8 - Tekstslide
Opdracht 3: Maatschappelijke ladder
Maak 2 maatschappelijke ladders. Een van de maatschappelijke ladder zoals de samenleving dat ziet en een van hoe jij vindt dat het zou moeten zijn. Vul het werkblad in met de beroepen en zet daaronder waarom jij het zo hebt ingedeeld.
