In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
Slide 1 - Tekstslide
Huiswerk
Dinsdag 10 mei:
Spelling ww H4: opdr. 1 t/m 5
Spelling ww H5: opdr. 1 t/m 4
Spelling ww H6: opdr. 1 t/m 4
Vrijdag 13 mei:
Toets Spelling (+ ww) H4-6
Dinsdag 17 mei: Leesboek uit
Slide 2 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Wat weet je nog van de werkwoordspelling?
Uitleg Spelling ww H4
Opdrachten maken bij Spelling ww H4
Doel van deze les:
Je weet hoe je werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) correct kunt spellen.
Slide 3 - Tekstslide
Spelling werkwoorden H4
Wat weet je nog?
Slide 4 - Tekstslide
Wat is de pv-vt-zwak? Jullie verven - Jullie (...)
Slide 5 - Open vraag
Schrijf de persoonsvorm in de verleden tijd.
De dokter ... (vermoeden) een spoedig herstel van de zieke.
Tijdens zijn debuut ... (vertrouwen) de voetballer op zijn uitstekende techniek.
Na enkele dagen ... (staken) de werknemers hun protestactie.
Ondanks een flinke verkoudheid ... (hoesten) Bram bijna niet.
Slide 6 - Tekstslide
Persoonsvorm in de verleden tijd:
sterke en zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank: maak - maakte
enkelvoud: ik-vorm tt + 'de' of 'te': stuurde, fietste
meervoud: ik-vorm tt + 'den' of 'ten': stuurden, fietsen
Om te weten of je -te(n) of -de(n) schrijft, kijk je naar de laatste letter van het hele werkwoord min 'en' en gebruik je 't Kofschip.
Sterke werkwoorden veranderen wel van klank: lopen - liep
Je gebruikt de verlengproef om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt. binden - bond, zitten - zat
Schrijf het woord zo kort mogelijk, behalve als het voor de uitspraak nodig is.
Slide 7 - Tekstslide
Geef aan hoe je de pv schrijft en of het een sterk of zwak werkwoord is. kleven (vt) Nog altijd […] de kauwgom aan mijn schoen.
Slide 8 - Open vraag
Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Van een voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken.
Schrijf het bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk.
teleurstellen - teleurgesteld (vd) - een teleurgesteld (bn) mens
verwoesten - verwoest (vd) - het verwoeste (bn) huis
Soms moet je voor de uitspraak -tt- of -dd- schrijven:
bekladden - beklad (vd) - de bekladde (bn) mur
Slide 9 - Tekstslide
Hoe schrijf je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?
Slide 10 - Open vraag
Schrijf het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op.
de (verwoesten) stad
Slide 11 - Open vraag
Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord. (bakken) .... brood
Slide 12 - Open vraag
Kijk per zin of het werkwoord als een voltooid deelwoord of als bijvoeglijk naamwoord is opgeschreven. Sleep het juiste vakje naar de zin.
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
De broek is gescheurd.
Het verlichte standbeeld staat voor het station.
De boom is omgehakt.
De militairen brachten de bevrijde gijzelaars naar het hospitaal.
Slide 13 - Sleepvraag
Tip:
Bekijk het uitlegfilmpje in de online methode. In dit filmpje wordt de theorie uitgelegd en er wordt een aantal voorbeelden gebruikt om de theorie te verhelderen.
Maak de opdrachten met je theorie ernaast.
Als je twijfelt over een antwoord, kan de theorie je op weg helpen.
Slide 14 - Tekstslide
Aan de slag!
Maak de opdrachten van Spelling ww H4: Meer lastige werkwoordsvormen
Klaar?
Lezen in je leesboek
Samenvatten
'Trainen' via NN Online
timer
20:00
Slide 15 - Tekstslide
Wat is de juiste spelling?
Een maand geleden ... (verpoten) de eigenaar van de volkstuin zijn plantjes.
A
verpootte
B
verpoote
C
verpotte
D
verpote
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
... (verblinden) de laagstaande zon gisteren de chauffeur van het bestelbusje?
A
verblinde
B
verblindde
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
Het ... (verwennen) kind wilde niet op zijn beurt ... (wachten).
A
verwende, wachtten
B
verwendde, wachten
C
verwende, wachten
D
verwendde, wachtten
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
De zakenman ... (trachten) zijn mooi ... (inrichten) penthouse vorig jaar voor enkele maanden te verhuren.
A
trachte, ingerichte
B
trachtte, ingerichtte
C
trachtem ingerichtte
D
trachtte, ingerichte
Slide 19 - Quizvraag
In hoeverre heb je het lesdoel gehaald: Ik kan werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) correct kunt spellen.