H4 3 Maart 2021 paragraaf 4.2

De golfstroom is zwakker geworden.
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De golfstroom is zwakker geworden.

Slide 1 - Tekstslide

Beschrijf in 2 min. de functie van de golfstroom voor NL en mogelijke gevolgen van verzwakking.

Slide 2 - Open vraag

Golfstroom
Zorgt voor milde zeeklimaat.
Relatief warmere winters & relatief koele zomers

Verzwakking: meer landklimaat. Dus koudere winters en warmere zomers.

Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 2 H4. Leerdoelen:
o    Ik weet hoe de tropische orkanen in het zuiden van VS ontstaan en wat hun kenmerken zijn.
o    Ik ken de risico’s van het natuurgeweld voor de bewoners van de zuidkust van de VS.
o    Ik weet welke rol preventie en onderzoek spelen in het voorkomen van een natuurramp door orkanen.

Slide 4 - Tekstslide

Kies de onjuiste bewering.
A
Door bevolkingsgroei neemt het gebruik van land toe.
B
Landdegredatie = verlies aan biologische en economische productiviteit van land.
C
Het aanbod van landbouwproducten is kleiner dan de vraag.
D
Bodemdegredatie is de belangrijkste vorm van landdegredatie.

Slide 5 - Quizvraag

Er 3 vormen van landdegredatie.
Welke hoort er niet bij.
A
Verwoestijning
B
Mijnbouw
C
Bodemerosie
D
Verzilting

Slide 6 - Quizvraag

Verwoestijning. Kies de foute bewering.
A
Neerslagvariaties hebben geen invloed op locatie vd grens woestijn en steppe.
B
Verwoestijning vindt vooral plaats in aride en semiaride gebieden.
C
Vegetatie en fauna past zich aan de droogte.
D
Droogte beperkt de draagkracht van de natuur.

Slide 7 - Quizvraag

Verzilting: welke uitspraak is fout.
A
Verzilting = toename zoutgehalte in de bodem.
B
Verzilting ontstaat door te weinig water en komt in NL dus niet voor.
C
Meeste planten kunnen niet tegen zout --> belemmert opname voedingsstoffen.
D
Oplossingen tegen verzilting => druppelirrigatie (met meststoffen) en drainage.

Slide 8 - Quizvraag

Bodemerosie: welke uitspraak is niet juist.
A
Bodemerosie = verdwijning bovenste verweringslaag.
B
Landbouw is slachtoffer en grootste veroorzaker veroorzaker bodemerosie.
C
Er twee soorten van bodemerosie: wind en water. Deze vinden vooral plaats in aride en semi-aride zones.
D
Oorzaken voor ontbossing zijn: houtwinning, bevolkingsgroei en akkerbouw.

Slide 9 - Quizvraag

Gevolgen bevolkingsgroei: welke uitspraak is niet waar.
A
Door bevolkingsgroei meer voedselvraag, druk op natuur stijgt, gevolg meer verwoestijning.
B
Bevolkingsgroei: meer vee --> overbeweiding --> kaalgevreten --> geen natuurlijk herstel.
C
Bevolkingsgroei: Intensievere landbouw --> meer braak --> geen bodemherstel
D
Bevolkingsgroei: meer brandhout --> ontbossing --> bodemerosie.

Slide 10 - Quizvraag

Klimaatverandering:
Kies de foute uitspraak.
A
Opwarming door versterkt broeikaseffect.
B
Sterkste voelbaar op hogere breedten door albedoeffect.
C
De landschapzones schuiven op richting de evenaar.
D
W-Eur. meer neerslag in de winter. Z- Eur --> droger --> meer misoogsten & minder toerisme.

Slide 11 - Quizvraag

Verschillen op verschillende breedten:
Wat is niet waar.
A
Op hogere breedte zijn de gevolgen opwarming aarde groter.
B
Als oppervlakte ijs afneemt dan neemt het albedo effect toe.
C
Door ontdooien permafrost komt methaangas vrij en neemt het versterktbroeikaseffect toe.
D
Het smelten van zeeijs heeft geen invloed op zeespiegelstijging.

Slide 12 - Quizvraag

Albedoeffect
IJsoppervlak neemt af --> neemt het albedo effect (weerkaatsing zonlicht) af --> Temperatuur zeewater stijgt --> weer minder ijs --> albedo effect neemt af --> etc.

= positieve terugkoppeling = een zichzelf versterkend effect.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld negatieve terugkoppeling
Door meer CO2 in de lucht opwarming van de aarde. Planten nemen CO2 op en groeien sneller groeien met meer CO2 in de lucht. Door planten is er minder CO2 in de lucht en vermindert het effect van CO2 op de opwarming van de aarde.

Let op: de opname van CO2 door planten gaat langzamer dan de extra productie van CO2 door de mens. Per saldo meer CO2 en meer opwarming.

Slide 14 - Tekstslide

Welk soort breuk is dit ?
timer
1:00
A
transforme breuk
B
convergente breuk
C
divergente breuk
D
continentale breuk

Slide 15 - Quizvraag

Pull factoren San Francisco
  1. Delfstoffen (Goud in het verleden)
  2. Klimaat (landbouw, ruimtevaart, filmindustrie)
  3. Leefbaarheid (toerisme)
  4. Sillicon valley

Slide 16 - Tekstslide

Direct & indirect gevaar
Hoge bevolkingsdichtheid &  veel bedrijven = groot risico

Direct --> infrastructuur en gebouwen storten in

Indirect -->  lawines van zand modder & puin
--> tsunami's
--> branden
-->  uitval stroom / economische schade (5.000 -500.000 per uur)

Slide 17 - Tekstslide

Hazard management
= omgaan met risico's natuurramp
--> kans inschatten op natuurramp
--> maatregelen om eventuele schade te beperken

Actoren: OH, bedrijven, bewoners & verzekeraars.

Slide 18 - Tekstslide

Wat je doen kan:
  • Bouwtechnische maatregelen & brandpreventie
  • Risicoanalyse van data voor kans op natuurramp in een gebied --> plan van aanpak
  • bewustwording van gevaren, vaak is risicoperceptie is laag = onderschatten risico. Verbeteren bewustwording door educatie, waarschuwingssystemen & rampenplannen, oefening evacuatie, geautomatiseerde beveiligingssystemen, draaiboeken hulpverlening.
  • Verzekeren tegen schade van een natuurramp (kn zijn toegenomen)

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

3 ingrediënten Orkaan
Tussen 10 en 20 graden NB ten westen van Afrika
Hoge in atmosfeer instabiele lucht
Warme vochtige omstandigheden

Slide 22 - Tekstslide

Ontstaan orkaan
  1. zeewater minimaal 26,5 graden 50 meter onder water = energiebron
  2. lucht stijgt met opgewarmde zeewater op
  3. warme lucht botst met koude lucht
  4. condensatie
  5. enorme regenwolken (onweer)
  6. extra energie
  7. nog steller stijgt lucht
  8. aanvoer lucht omgeving van de wolkenrand rondom oog naar boven
  9. herhaling opstijging lucht  met warm zeewater & extra energie
(een zelfversterkend  systeem)

Slide 23 - Tekstslide

Vervolg orkaan
windsnelheden lopen op van 120 tot 250 km/uur
draaiing aarde zorgt voor roterende bewegen
verplaatsing via passaatwinden westwaarts
warm water & Caribische zee versterken hurricane
boven land minder verdamping --> afname kracht
ook afname kracht als temperatuur zeewater < 26,5 gr.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

het oog van de orkaan
  • geen wolken & windstilte
  • dalende luchtbeweging--> wolken lossen op
  • in de buurt van het oog hoogste windsnelheden en heftigste buien
  • doorsnede 20-50 km
  • opstijging buien van 10 tot 15 km
  • luchtdruk < 920 Hpa

Slide 26 - Tekstslide

mogelijke gevolgen van orkaan
igv hoge bevolkingsdichtheid & veel economische activiteiten --> meer schade
richting is moeilijk te bepalen
lage drukgebied oog --> zeewaterspiegel stijgt
oplopende kustlijn, sterke windkracht & tij --> hoge stormvloeden
overvloedige regenval --> afvoer niet snel genoeg : overstromingen, modderstromen& aardverschuivingen

El Nino --> extra warme delen oceaan
& ideale omstandigheden => superorkanen

Slide 27 - Tekstslide

hurricane
= tropische storm met windkracht 12 en hoger
Eind van de zomer temperatuur zeewater het hoogst
orkanen rond de golf van Mexico

Slide 28 - Tekstslide

Katrina
New Orleans beneden zeeniveau in delta
Natuur zorgde  voor ophoging door slibafzetting.
Dijken ter bescherming, Mississippi nu direct naar zee
Dijken echter slecht onderhouden --> doorbraken --> 80% onder water & gemalen stuk
1250-1800 doden, 100 mld schade, velen zonder huis, 1/5 nog niet terug na 10 jaar, meeste slachtoffer arm

Slide 29 - Tekstslide

preventie & maatregelen
Mensen "er" blijven wonen:  risico perceptie is laag & weinig keuze
Route orkaan is moeilijk voorspelbaar --> voorzorgsmaatregelen in grote gebieden.
kracht voorspeltschade
evacuatie moeilijk --> wegen niet berekend op veel mensen
evacuatie is duur <--> veel onzekerheid over schade & wanneer

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Klimaat verandering meer orkanen?
Ja: zeewater wordt warmer

Nee: lucht wordt stabieler

Na 1950 ook een periode gezien van toename orkanen.

Slide 32 - Tekstslide

Beantwoord de volgende leerdoelen
Leg uit hoe de tropische orkanen in het zuiden van VS ontstaan en wat hun kenmerken zijn.
Wat zijn de risico’s van het natuurgeweld voor de bewoners van de zuidkust van de VS.
Leg uit welke rol preventie en onderzoek spelen in het voorkomen van een natuurramp door orkanen.

Slide 33 - Tekstslide

Leg uit hoe de tropische orkanen in het zuiden van VS ontstaan en wat hun kenmerken zijn.
Wat zijn de risico’s van het natuurgeweld voor de bewoners van de zuidkust van de VS.
Leg uit welke rol preventie en onderzoek spelen in het voorkomen van een natuurramp door orkanen.

Slide 34 - Open vraag

Systeem aarde werk de leerdoelen H3 uit in je schrift.
Maak de leerdoelen je schrift
lever ze digitaal in Teams via opdrachten

Waarom: 1. H3 belangrijk hoofdstuk &  'nieuw'

2. Goede voorbereiding op de toets.

3. Tijdig beginnen!

Slide 35 - Tekstslide

Par 3.1 De atmosfeer

o    Ik kan het verschil benoemen tussen weer en klimaat
o    Ik kan de wisselwerking tussen de verschillende sferen (biosfeer, lithosfeer, hydrosfeer en atmosfeer) benoemen
o    Ik ken de samenstelling en de opbouw van de atmosfeer
o    Ik kan uitleggen door welke 3 oorzaken er verschil in temperatuur is op aarde.
o    Ik kan uitleggen hoe stuwingsregen ontstaat





Slide 36 - Tekstslide

Par 3.3 Natuurlijke landschapszones

o    Ik kan de temperatuur en neerslag van de 6 landschapszones in een grafiek herkennen (W16)
o    Ik kan de kenmerken van de 6 landschapszones op aarde benoemen en de relatie met het klimaat leggen
o    Ik kan een relatie leggen tussen foto’s van landschapszones en hun ligging op aarde (opdr 10)

Slide 37 - Tekstslide

Par 3.4 Veranderingen in landschapszones door menselijke activiteiten

o    Ik weet welke drie vormen van landdegradatie er zijn.
o    Ik kan uitleggen wat verwoestijning is en wat de oorzaken en oplossingen zijn
o    Ik kan uitleggen wat verzilting is en wat de oorzaken en oplossingen zijn
o    Ik kan uitleggen wat bodemerosie door water is en wat de oorzaken en oplossingen zijn
o    Ik kan uitleggen wat bodemerosie door wind is en wat de oorzaken en oplossingen zijn
o    Ik kan uitleggen waarom niet alle landschapszones even gevoelig zijn voor landdegradatie

Slide 38 - Tekstslide

Par 3.2 Warmtetransport door wind en zeestromen
o   Ik ken de wet van Buijs Ballot
o    Ik weet wat hogedruk- en lagedrukgebieden zijn en hoe ze ontstaan
o    Ik kan uitleggen waarom er bij hogedrukgebieden geen neerslag valt en waarom bij lagedrukgebieden wel neerslag valt
o    Ik kan het mondiale windsysteem tekenen (Buijs Ballot en het corioliseffect) (W9)
o    Ik kan uitleggen wat de ITCZ is en waarom de ITCZ verschuift
o    Ik kan uitleggen en tekenen wat passaten zijn
o    Ik kan uitleggen en tekenen wat moessons zijn
o    Ik weet waar de grote woestijnen op aarde liggen en waarom ze daar liggen
o    Ik kan de invloed van zeestromen op het klimaat benoemen
o    Ik kan de vijf hoofdklimaten noemen en de naam volgens Köppen
o    Ik kan de kenmerken van de klimaten volgens het Köppensysteem benoemen
o    Ik kan klimaatgrafieken aflezen en benoemen over welk klimaat de grafiek gaat
o    Ik kan benoemen welke klimaten er liggen tussen de Noordpool en de evenaar (W13)

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide