Woorden herhaling

Woorden herhaling
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woorden herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Uitdrukking en spreekwoord
In elke taal komen uitdrukkingen en spreekwoorden voor.
Een uitdrukking is altijd een deel van een zin met een figuurlijke betekenis. Je kunt de woorden in een uitdrukking veranderen. Bijvoorbeeld:
Een nieuwsgierig aagje zijn.
Tim is een nieuwsgierig aagje, want hij wil altijd alles weten.

Slide 2 - Tekstslide

Uitdrukking en spreekwoord
Een spreekwoord is een hele zin met een figuurlijke betekenis. Je kunt de zin niet veranderen. Bijvoorbeeld:
Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.

Slide 3 - Tekstslide

Uitdrukking en spreekwoord
Je vindt de betekenis van uitdrukkingen en spreekwoorden in een woordenboek. Je kijkt dan bij het belangrijkste woord, bijvoorbeeld bij aap.

Slide 4 - Tekstslide

Vaste voorzetsels
Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
  • slagen voor een examen; 
  • bijdragen aan het resultaat.





Slide 5 - Tekstslide

Er zijn ook uitdrukkingen met een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld:
  • ergens spijt van hebben;
  • akkoord gaan met het voorstel.

Slide 6 - Tekstslide

De vaste voorzetsels kun je vinden in een woordenboek. Kijk dan bij het werkwoord of bijnhet belangrijkste woord in de uitdrukking.

Slide 7 - Tekstslide

Sleep het juiste voorzetsel naar de open plaats.
Mijn baas heeft veel aandacht                            de vaste klanten.
__________
tegen
met
voor
aan
onder
boven
naar

Slide 8 - Sleepvraag

Leenwoorden
Leenwoorden zijn woorden die  uit een andere taal komen
In het Nederlands kennen we veel leenwoorden:
- bureau (Frans)
- plastic (Engels)
- überhaupt (Duits)
- professor (Latijn)
- sultan (Arabisch)

Slide 9 - Tekstslide

Leenwoorden
Leenwoorden komen in een taal omdat ze niet te vertalen zijn of omdat ze iets unieks benoemen.
Soms vervangen leenwoorden een bestaand Nederlands woord.

Slide 10 - Tekstslide

Maken
Test jezelf online
H1.5, H2.5, H3.5, H4.5, H5.5
Klaar? Leerstofoverzicht leren!

Als er gewerkt wordt aan de opdrachten is het stil in de klas.
Klaar? Oefenen met de woordtrainer
Versterk Jezelf werkwoorden (online)

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de betekenis van 'de beroepsbeoefenaar'?
A
iemand die een bepaald beroep heeft
B
een andere mogelijkheid hebben
C
iemand met een eigen bedrijf
D
het personeelslid, iemand die ergens werkt

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de betekenis van 'zich iets realiseren'?
A
iets wat je goed kunt
B
last hebben van
C
beseffen, zich bewust worden van iets
D
de ingeving, het idee

Slide 13 - Quizvraag

steeds iets anders doen, de variatie
1 het verloop
2 de vooruitgang
iets wat je goed kunt
de ontwikkeling


de vaardigheid


de afwisseling


Slide 14 - Sleepvraag

iets grondig uitzoeken
iemand die aan de universiteit een onderzoek doet
iets laten afdrukken en verspreiden of online zetten
iemand die veel weet van een bepaald onderwerp
de wetenschapper
de expert
iets tot op de bodem uitzoeken
publiceren

Slide 15 - Sleepvraag

aantonen dat iets juist is
de feiten die bekend zijn, de informatie
de uitspraak die niet bewezen is
de organisatie die onderzoek doet
meer of groter worden
de bewering
de gegevens
het onderzoeksinstituut
toenemen
het bewijs leveren

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is de betekenis van 'voorleggen'?
A
iets aan iemand vertellen en een mening erover vragen
B
iets laten afdrukken en verspreiden of online zetten
C
vastleggen
D
iets grondig uitzoeken

Slide 17 - Quizvraag

accepteren
de expressie
een buitenbeentje zijn
een oordeel vellen
het tonen van je gevoelens
een mening geven
in uiterlijk, gedrag of denkbeelden afwijken van je omgeving
aanvaarden, goed vinden

Slide 18 - Sleepvraag

Wat is de betekenis van 'in een hokje stoppen'?
A
de manier waarop iemand denkt en doet
B
het karakter
C
het effect
D
al heel snel een oordeel over iemand hebben

Slide 19 - Quizvraag

Welke 2 betekenissen passen bij 'sociaal'?
A
met betrekking tot de maatschappij
B
het karakter
C
iets wat zo hoort
D
met gevoel voor de mensen om je heen

Slide 20 - Quizvraag

de manier waarop iemand denkt en doet, het karakter
de uitwerking op iets of iemand, het effect
de regel waar mensen zich aan moeten houden
het beeld dat mensen hebben van iemand of iets
het imago
de invloed


de norm
de persoonlijkheid


Slide 21 - Sleepvraag

degraderen
de donateur


de abonnee


de duurzaamheid


iemand die geld of iets anders geeft voor een (goed) doel
de aandacht voor mens en milieu
iemand die een abonnement heeft, bijvoorbeeld op een tijdschrift
een lagere positie geven of krijgen

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is de betekenis van 'de efficiëntie'?
A
de manier waarop iemand denkt en doet
B
het karakter
C
het effect
D
zoveel mogelijk bereiken met zo weinig mogelijk middelen

Slide 23 - Quizvraag

uitwerking, invloed, effect
grote actie om reclame te maken of te protesteren
iemand vertellen over de problemen die je hebt
je hart luchten
de impact


de campagne

Slide 24 - Sleepvraag

het percentage van alle kopers waaraan 1 bedrijf zijn producten
verkoopt
een slechte ontwikkeling die steeds slechter wordt
van nu, op dit moment
je betrokken voelen bij je omgeving en de samenleving
de negatieve spiraal




het marktaandeel

de maatschappelijke
betrokkenheid
huidig

Slide 25 - Sleepvraag

Wat is de betekenis van 'illegaal'?
A
de manier waarop iets gaat
B
de kracht om iets te doen
C
ergens mee in aanraking komen
D
iets wat volgens de wet niet mag

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de betekenis van 'uitbuiten'?
A
niet met iemand omgaan
B
een situatie waar beide partijen voordeel van hebben een situatie waar beide partijen voordeel van hebben
C
iemand meer voor je laten werken dan goed is voor die persoon iemand meer voor je laten werken dan goed is voor die persoon
D
het beeld dat mensen hebben van iemand of iets

Slide 27 - Quizvraag