les maandag 27 sept

Unit feest 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Unit feest 

Slide 1 - Tekstslide

Schema vandaag
Quick look at MB-phases 1/2 and Summatives
Game (spel) hoe voel je je vandaag?
Making vraagzinnen
Practise vraagzinnen and quiz


Slide 2 - Tekstslide

Inquiry questions
How do you use and make questions with question words in Dutch?
How do you ask someone how they feel in Dutch?

Slide 3 - Tekstslide

Game (spel)
Use a print out to choose an emotion. Draw the emotion in the face.  Then take turns to ask each other, 
Hoe voel je je vandaag?
Show each other the print of the face and then choose the right emotion using the word in Dutch. Use
the sentence: Ik ben ......(fill in the emotion) 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Vraagzinnen maken
Who?
What?
Which?
When?
How?
Where?
Why?

Slide 6 - Tekstslide

Vraagzinnen maken
Who?                                                   Wie?
What?                                                  Wat?
Which?                                                Welke?  
When?                                                 Wanneer?
How?                                                    Hoe?
Where?                                                Waar?
Why?                                                     Waarom?

Slide 7 - Tekstslide

oefenen met de vraagwoorden
wie - wat - waar - waarom - wanneer - welke - hoe



Slide 8 - Tekstslide

De zin start met het werkwoord

Loop jij naar school?
Drink jij koffie?
Ga jij naar de bioscoop?
Slaap jij op de bank?

De zin start met een vraagwoord

wie
wat
hoe
waar
waarom
wanneer

Slide 9 - Tekstslide

Let op!
Als je of jij achter het werkwoord staat, gebruiken we geen t

Jij loopt naar school. -->  Loop jij naar school? 
Jij bent een mooi meisje. --> Ben jij een mooi meisje?

Slide 10 - Tekstslide

Quiztime!
Log into Lesson up

Slide 11 - Tekstslide

____ heet je vader?
A
wie
B
wat
C
hoe
D
wanneer

Slide 12 - Quizvraag

____woon je?
A
waar
B
wat
C
wie
D
waarom

Slide 13 - Quizvraag

____huil je?
A
wie
B
waarom
C
waar
D
hoe

Slide 14 - Quizvraag

____doe je in de pauze?
A
wat
B
wie
C
welke
D
hoe

Slide 15 - Quizvraag

___ ligt het boek?
A
wie
B
hoe
C
waar
D
waarom

Slide 16 - Quizvraag

____begint de vakantie?
A
hoe
B
wanneer
C
wie
D
waar

Slide 17 - Quizvraag

Woon je in Nederland?
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

Zwemt jij in het zwembad?
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quizvraag

Lees jij een boek?
A
goed
B
fout

Slide 20 - Quizvraag

Leest je vriend een boek?
A
goed
B
fout

Slide 21 - Quizvraag

Fiets je naar huis?
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quizvraag

tekst Koningsdag
Read the text for yourself first. Then we read the text together. 

Slide 23 - Tekstslide

Klare taal
oefeningen les 13.

Finished? Read the story about Prinsjesdag in Kidsweek. How many sentences use the verb to be in the story?

Slide 24 - Tekstslide