5.4 Wat houd je over deel 2?





5.4 Wat houd je over 
Deel 2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les





5.4 Wat houd je over 
Deel 2

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen gisteren en vandaag



Aan het einde van deze les :
  1. kan je uitleggen wat de inkoopwaarde is.
  2. weet je wat brutowinst is en hoe je deze berekent.
  3. kan je voorbeelden geven van bedrijfskosten.
  4. weet je wat nettowinst is en hoe je deze berekent.

Slide 2 - Tekstslide

herhaling Leerdoel 1
Je kunt uitleggen wat inkoopwaarde is.

Slide 3 - Tekstslide

Wat voor antwoord heb je bij vraag 14 (geen euro teken)

Slide 4 - Open vraag

Wat voor antwoord heb je bij vraag 17 (geen euro teken)

Slide 5 - Open vraag

Inkoopwaarde
Inkoopprijs = de prijs per stuk die je betaalt voor 1 product dat je (in)koopt.

Inkoopwaarde = het totaal bedrag aan INKOOP van alle producten die je die dag/periode hebt VERKOCHT

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
Verkoopprijs van het trainingspak: € 69,-
Inkoopprijs    van het trainingspak:  € 35,-.

Op één dag verkoopt de sportwinkel 8 van deze trainingspakken. 
Wat is de inkoopwaarde

8 pakken x € 35,- = € 280,- 

Slide 7 - Tekstslide

 herhaling Leerdoel 2
Je weet wat brutowinst is en je kan deze berekenen.

Slide 8 - Tekstslide

Brutowinst
Omzet = opbrengst = prijs x aantal verkochte artikelen.
Omzet =                                                                 € 69  x 8 = € 552

Inkoopwaarde (wat heb ik zelf voor de verkochte pakken betaald);                                                                € 35,- x 8 = € 280

Brutowinst = Omzet - inkoopwaarde      € 552 - € 280 = € 272

Slide 9 - Tekstslide

Brutowinst
Inkoopwaarde = € 175,-
Omzet = € 325,-
Wat is de brutowinst?

Omzet - inkoopwaarde = brutowinst
325 - 175 = 150
Brutowinst = € 150,-

Slide 10 - Tekstslide

Wat is je antwoord vraag 57a

Slide 11 - Open vraag

wat is je antwoord op 57b

Slide 12 - Open vraag

Antwoord vraag 58
A
Belbedrijf
B
CallMe
C
NKP
D
Tele4U

Slide 13 - Quizvraag

 herhaling Leerdoel 3
Je kunt voorbeelden geven van bedrijfskosten.

Slide 14 - Tekstslide

Bedrijfskosten
De brutowinst is niet het inkomen van de ondernemer. 
Naast de kosten van inkoop van spullen, heb je nog meer kosten. Dit noem je bedrijfskosten.

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoel 4
Je weet wat nettowinst is en kunt deze berekenen.

Slide 16 - Tekstslide

vraag 60a
wat is de brutowinst
A
€ 6.180
B
€ 2.320
C
€ 2.223
D
€ 2.417

Slide 17 - Quizvraag

vraag 60b
hoeveel bedrijfskosten
A
€ 22
B
€ 75
C
€ 97
D
€ 2.027

Slide 18 - Quizvraag

vraag 60c
wat is nettowinst?
A
- € 2.417
B
- € 2.223
C
€ 2.417
D
€ 2.223

Slide 19 - Quizvraag

Nettowinst
Wanneer je als eigenaar de inkoopkosten ,
&
de andere kosten (bedrijfskosten) hebt betaald,
....
blijft er (hopelijk) iets over. 

Slide 20 - Tekstslide

Brutowinst en nettowinst
Omzet 
Inkoopwaarde -
Brutowinst
Bedrijfskosten -
Nettowinst (kan ook een verlies zijn.....)

Slide 21 - Tekstslide

Omzet 
Inkoopwaarde -
Brutowinst
Bedrijfskosten -
Nettowinst / verlies
€ 5.000,-
€ 1.500,-    -
€ 3.500,-
€ 2.500,-   -
€ 1.000,-

Slide 22 - Tekstslide

Omzet = € 50,- Inkoopwaarde = € 5,-
Overige kosten zijn € 25,-
Bereken de brutowinst en de nettowinst

Slide 23 - Open vraag

Huiswerk
Afmaken 5.4 (62 tm 66) en rekenen 18 tm 23 (blz 155)

Laptop weer opruimen!

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat de inkoopwaarde is.
  2. Je weet wat brutowinst is en hoe je deze berekent.
  3. Je kunt voorbeelden geven van bedrijfskosten.
  4. Je weet wat nettowinst is en hoe je deze berekent.
  5. Je hebt paragraaf 5.4 goed begrepen.

Slide 25 - Tekstslide