Les 7 Signalement opnemen en herkennen

Huiswerk les 7:

Datum 15 september 2017

Huiswerkopdracht:


Nakijken van de antwoorden in je boek:

3.4 Bladzijde 208 opdracht: 3.08 t/m 3.12



Wat ga je doen:

Vink de opdrachten en deelopdrachten af voor in je boek.

Leer hoofdstuk 1 en 2. En van hoofdstuk 3:  3.4 (blz 208) t/m opdracht 3.12. 




1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk les 7:

Datum 15 september 2017

Huiswerkopdracht:


Nakijken van de antwoorden in je boek:

3.4 Bladzijde 208 opdracht: 3.08 t/m 3.12



Wat ga je doen:

Vink de opdrachten en deelopdrachten af voor in je boek.

Leer hoofdstuk 1 en 2. En van hoofdstuk 3:  3.4 (blz 208) t/m opdracht 3.12. 




Slide 1 - Tekstslide

Antwoorden 3.08 t/m 3.12 bladzijde 209 t/m 212

Opdracht 3.08

a. Huidskleur, geslacht leeftijd, lengte en postuur

b. Eigen antwoord


Opdracht 3.09

a. Haardracht, haarkleur, kleur van de ogen, kleding, hoed/ pet/ muts, bril, snor of baard.

b. Eigen antwoord


Opdracht 3.10

a. sieraden, kettingen/ horloges, het spreken van een dialect of een accent, de hoogte van de stem, tatoeages of piercings, opvallende moedervlekken of wijnvlekken, littekens, opvallend gewoontes, voorwerpen die de dader bij zich heeft.

b. Eigen antwoord







Slide 2 - Tekstslide

opdracht 3.11

a. er is eenman doodgeschoten

b. Blank, man, 25-35 jaar, 1.80-1.85

c.Donker gemillimeterd haar, baard van een paar dagen, wat spitse kin. 


Opdracht 3.12

Een tekening waarin alle kenmerken die getuigen gegeven hebben, verwerkt zijn. 

Slide 3 - Tekstslide

Observeren betekent dat je bewust gaat letten op een bepaald onderdeel.

Gestructureerde observatie: je observeerd met een doel

Ongestructureerde observatie: Je kijkt bijvoorbeeld naar gedrag van mensen in het algemeen

Waarnemen
betekent: je ergens bewust van worden door te kijken.

Subjectief als je uitgaat van je eigen gevoel en mening.

Objectief je let
alleen op feiten en laat je niet door je gevoel beinvloeden.


Selectieve waarneming: Je denkt dat de dingen die je waarneemt werkelijkheid zijn. Maar een waarneming is altijd onvolledig en klopt soms helemaal niet. Dat komt doordat we door allerlei zaken worden beïnvloed en doordat onze zintuigen beperkt zijn als het gaat om opnemen van signalen van buitenaf

Slide 4 - Tekstslide

Tijdens een surveillancedienst kom je er achter dat het hek niet goed sluit. In welk rapport verwerk je dit gegeven?
A
calamiteitenrapport
B
dienstrapport
C
specifiek rapport
D
dit hoef je niet te rapporteren

Slide 5 - Quizvraag

Wat vermeld je in een dienstrapport?






A
alle bijzondere/ongewenste gebeurtenissen
B
alleen ongewenste gebeurtenissen met schade en/of gewonden
C
alleen misdrijven en calamiteiten
D
alle uitgevoerde taken tijdens een dienst

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het voorbeeld van een feit?
A
De daders hadden een groene sporttas bij zich.
B
De inbraak was waarschijnlijk niet te voorkomen.
C
Ik denk dat de dader met de auto gevlucht is
D
Volgens mij waren de daders Belgen.

Slide 7 - Quizvraag

Richard is beveiliger en rijdt surveillance. Hij is bij bedrijf Zwarthoed aangekomen. Hoe wordt zijn waarneming beïnvloed, in onderstaande zin?
'hij ziet een persoon lopen, maar hij kan niet zien of het een man of vrouw is omdat het te ver weg is'
A
beïnvloed door vooroordelen
B
beïnvloed door afstand
C
beïnvloed door boosheid
D
beïnvloed door duisternis

Slide 8 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.

Wat zie je? Twee gezichten of een vaas? Hoe noem je deze afbeelding?





A
optische illusie
B
selectieve waarneming
C
waarneembare illusie
D
zintuigelijke dingen

Slide 9 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.

Welk woord past het beste bij de afbeelding?

A
toezicht houden
B
gastvrijheid

Slide 10 - Quizvraag

Richard is beveiliger en rijdt surveillance. Hij is bij bedrijf Zwarthoed aangekomen. Hoe wordt zijn waarneming beïnvloed, in onderstaande zin?
'hij ziet een persoon lopen, het zal wel weer een allochtoon zijn'
A
beïnvloed door vooroordelen
B
beïnvloed door afstand
C
beïnvloed door boosheid
D
beïnvloed door duisternis

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van ongestructureerde observatie?
A
Meike onderzoekt het eetgedrag van een groep mensen
B
Doris kijkt wat mevrouw Jansen eet.
C
Tijs bekijkt het gedrag van een bezoeker van het kantoorgebouw.
D
Wieke kijkt of meneer Klassen net zo goed loopt als vorige week.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een objectieve observatie?
A
Mevrouw eet slecht, ze is vast moe.
B
Meneer is chagrijnig, ik denk dat hij pijn heeft.
C
Job huilt, hij is vast verdrietig omdat zijn verkering uit is.
D
Fiona heeft tussen de middag 2 boterhammen met kaas gegeten.

Slide 13 - Quizvraag

Wat hoort bij selectieve waarneming?

Let op! Meerdere antwoorden zijn juist.

A
je neemt alles om je heen waar
B
je waarneming is onvolledig
C
je waarneming wordt beïnvloed door dingen van buitenaf
D
je waarneming wordt nergens door beïnvloed

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een besloten object?
A
een woonzorgcentrum
B
een gemeentehuis
C
een rechtbank
D
een bibliotheek

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor soort beveiliger zie je op de afbeelding?
A
mobiel surveillant
B
geld- en waardetransporteur
C
persoonsbeveiliger
D
Evenementbeveiliger

Slide 16 - Quizvraag

Myrthe surveilleert op straat. Ze is een:
A
persoonlijk beveiliger
B
mobiel surveillant
C
horecabeveiliger
D
stadswacht

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een half open object?
A
een museum
B
een ziekenhuis
C
een gevangenis
D
een warenhuis

Slide 18 - Quizvraag

Wat is observeren?
A
Aanspreken
B
rondkijken
C
extra in de gaten houden
D
aanhouden

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een gesloten vraag?
A
Wat gebeurde er toen de verdachte weg liep?
B
Wat zag u precies?
C
Heeft u de verdachte gezien?
D
Hoe zag de verdachte eruit?

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een open vraag?
A
Heeft u het gebouw al gecontroleerd?
B
Staan er soms ramen open?
C
Is er inbraakschade?
D
Waar was u toen het alarm afging?

Slide 21 - Quizvraag

Richard is beveiliger en rijdt surveillance. Hij is bij bedrijf Zwarthoed aangekomen. Hoe wordt zijn waarneming beïnvloed, in onderstaande zin?
hij ziet een persoon lopen, maar het terrein is daar onverlicht
A
beïnvloed door vooroordelen
B
beïnvloed door afstand
C
beïnvloed door boosheid
D
beïnvloed door duisternis

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Een getuige is iemand die iets heeft gezien.
Dit kan een misdrijf of een ongeluk zijn,
maar je kan bijvoorbeeld ook getuige zijn

van een huwelijk.


Als er een misdrijf gepleegd is gaat de politie vaak eerst
getuigen horen.
Mensen die iets gezien hebben dat mogelijk met het misdrijf
te maken heeft,worden door de politie ondervraagd.
Zij kunnen tips geven over hoe de dader eruit zag of
in wat voor een auto de dader reed.

Je kijkt nu gezamenlijk naar een filmpje. Let goed op!

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video



Beschrijf de herder (in je schrift):

Man of vrouw?

Leeftijd?

Lengte?

Huidskleur?

Haarkleur?

Kapsel?

Schoenen en kleding ?

Gezicht? Ogen, neus, oren, mond,

sieraden?

ZS:  Deze opdracht doe je alleen voor jezelf       5 minuten
timer
5:00

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van getuigen verklaringen

De kans is groot dat getuigen fouten maken
als ze een verklaring afleggen bij de politie?


Hoe komt dat denk je?



Overleg met je klasgenoot of jullie antwoorden
overeen komen

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht: 15 minuten                         ZW

Lees 3.4 op bladzijde 208
Maak de opdrachten 3.08 tot en met 3.10.

ZW: 

Dat betekent dat je geen vragen stelt aan de docent en medeleerling
Je maakt de opdracht alleen


Als je klaar bent lees je vast opdracht 3.11 door

timer
15:00

Slide 29 - Tekstslide

Bekijk de video "de politie geeft een signalement"

Beantwoord daarna de vragen in je boek op blz 211.

Opdracht 3.11   en...

de opdrachten bij deelopdracht 5.01 blz 31:


  • Om welk misdrijf gaat het?
  • welke primaire kenmerken heeft de verdachte
  • welke secundaire kenmerken heeft de verdachte
  • Uit welke delen bestaat een signalement

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

ZW: Je bent zelfstandig aan het werk. Daar waar nodig in overleg met je klasgenoot. Verder alleen (zelfstandig)


Tijd: 40 minuten

Maak nu deelopdracht 5 blz 31: Signalement
5.02 gebruik hierbij de informatie van opdracht 3.08 t/m 3.10 blz 209
5.03 en 5.04(a.d.h.v een aanwijzing van de docent)
5.05 en 5.06
( Geef elkaar een signalement van een voorbeeld van de docent)
Verwerk dit op een A4 en bewaar dit in je snelhechter
timer
40:00

Slide 32 - Tekstslide

Wat weet je nu over
- Primaire kenmerken
- Secundaire kenmerken
- Bijzondere kenmerken

Slide 33 - Woordweb

Slide 34 - Tekstslide

Einde les
Spullen inpakken
blijven zitten totdat de bel gaat. 

Slide 35 - Tekstslide

Deelopdracht 8: De evaluatie
Pak je boek erbij op blz 40.

Antwoord deelopdracht 8.01

Slide 36 - Open vraag

C. Vraag een groepsgenoot om jou ook een cijfer te geven.
Mijn groepsgenoot geeft mij een:
De reden die mijn groepsgenoot is:

Slide 37 - Open vraag

Deelopdracht 8.02

A. Vind je het leuk om de omgeving en het gedrag van mensen te observeren? Leg je antwoord uit
B en C: Wat vind je er moeilijk aan en wat makkelijk. Leg uit waarom

Slide 38 - Open vraag

Deelopdracht 8.03

Wil je later een beroep waarin de volgende werkzaamheden voorkomen?
- observeren van de omgeving
- het maken van een signalement.
ja/nee, omdat......

Slide 39 - Open vraag

Antwoorden 3.4:  bladzijde 208 t/m 212:


Opdracht 3.08: 1. Huidskleur, geslacht, leeftijd, lengte en postuur.  2. eigen antwoord

Opdracht 3.09: 1. Haardracht, haarkleur, kleur van de ogen, kleding, hoed/ pet/ muts, bril, snor of baard.

                         2. Eigen antwoord

Opdracht 3.10: 1. Sieraden/ kettingen/ horloges, het spreken van een dialect of een accent, de hoogte van de stem,

                             tatoeages of piercings, opvallende moedervlekken of wijnvlekken, littekens, opvallend gewoontes, 

                             voorwerpen die de dader bij zich heeft.

                         2. Eigen antwoord

Opdracht 3.11: 1. Er is een man doodgeschoten.

                         2. Blank, man, 25-35 jaar, 1.80 -1.85 meter.

                         3. Donker gemillimeterd haar, baard van een paar dagen, wat spitse kin.

Opdracht 3.12:     Een tekening waarin alle kenmerken die getuigen gegeven hebben, verwerkt zijn.






Slide 40 - Tekstslide

Huiswerk:

Datum 15 september 2017

Huiswerkopdracht:


Nakijken van de antwoorden in je boek:

3.4 Bladzijde 208 opdracht: 2.08 t/m 2.12



Wat ga je doen:

Vink de opdrachten en deelopdrachten af voor in je boek.

Leer hoofdstuk 1 en 2. En van hoofdstuk 3:  3.4 (blz 208) t/m opdracht 3.12. 




Slide 41 - Tekstslide