2.2 Renteberekening

• Economie
• Secondary Education

Hoofdstuk 2.2 Renteberekening

Inhoud

Jaarformule

Opg. 157 t/m 159

Maandformule

Opg. 161

Dagformule: maand 30 dagen stellen

Opg. 162 t/m 165

Jaarformule 

Rente

• Als je geld van een ander  (bv. bank) leent, moet je een vergoeding (rente) betalen. (Rente betalen)-> Rente bij een lening is hoger
  

• Als je je eigen geld uitleent, bv. door het op een spaarrekening te zetten, krijg je daarvoor rente.  (Rente ontvangen)-> Rente bij spaarrekening is lager
  

Kapitaal/Rente 

Kapitaal:

Het uitgeleende of belegde bedrag waarover de rente wordt verekend. (Het bedrag dat gespaard wordt op je bankrekening of het bedrag dat je leent bij de bank)

Rente (of intrest): (Een andere naam voor rente is intrest) De vergoeding die je moet betalen voor het lenen van geld of die je krijgt als je geld uitleent. (Kan per jaar/ per maand/ per dag worden berekend)

Drie belangrijke punten bij het berekenen van Rente:

1. Kapitaal

2. Rente 

3. Duur van de lening (looptijd)-> periode waarvoor je rente gaat betalen

Voorbeeld 1

Opdracht 157

Antwoord opdracht 157

Opdrachten

Opg. 157 t/m 159

Opdracht 158

Antwoord opdracht 158

Opdracht 159

Antwoord opdracht 159

Maandformule 

Opdrachten

Opg. 161

Opgave 161

Antwoord opgave 161

Herhaling 

Jaarformule

Herhaling

Maandformule

Dagformule: maand 30 dagen stellen 

Voorbeeld 1

Voorbeeld 2

Opdrachten

Opg.  162 t/m 165

Opgave 162

Antwoord opgave 162

Opgave 163

Antwoord Opgave 163

Opgave 164

Antwoord opgave 164

Opgave 165

Antwoord opgave 165

Opgave 169

Antwoord 169

Opgave 170

Antwoord 170

Opgave 171

Antwoord 171