3B Thema 6 Zintuigen

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Thema 5 Zintuigen
Basisstof 1 De zintuigen
Basisstof 2 De neus en tong
Basisstof 3 De oren
Basisstof 4 De ogen

Slide 6 - Tekstslide

Welke zintuigen
kan jij opschrijven?

Slide 7 - Woordweb

Thema 5 Zintuigen
Basisstof 1 De zintuigen 
Basisstof 2 De neus en tong 
Basisstof 3 De oren 
Basisstof 4 De ogen 

Slide 8 - Tekstslide

Zintuigenstelsel
alle zintuigen samen.
Zintuig
een orgaan dat reageert op prikkels uit je omgeving.

Prikkel
een invloed uit het milieu op een organisme.
Impuls
electrisch signaal die door zenuwen kunnen worden voortgeleid.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Evenwichts-zintuig
Gezichtszintuig
Reukzintuig
Smaakzintuig
Gehoorzintuig
Pijnpunten
Tastknopje
Drukzintuig
Bloed-vaten

Slide 11 - Tekstslide

Zintuigen in de huid

Slide 12 - Tekstslide

Warmte- & koudezintuigen
Warmtezintuig:
reageren op iets warmers.
Koudezintuig:
reageren op iets kouders.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Thema 5 Zintuigen
Basisstof 1 De zintuigen 
Basisstof 2 De neus en tong 
Basisstof 3 De oren 
Basisstof 4 De ogen 

Slide 16 - Tekstslide

Reuk-
zintuig

Slide 17 - Tekstslide

Smaak-
zintuig
Smaken die je tong kan proeven:
Bitter - zout - zoet - umami - zuur

Slide 18 - Tekstslide

Thema 5 Zintuigen
Basisstof 1 De zintuigen 
Basisstof 2 De neus en tong 
Basisstof 3 De oren 
Basisstof 4 De ogen 

Slide 19 - Tekstslide

Thema 5 Zintuigen
Basisstof 1 De zintuigen 
Basisstof 2 De neus en tong 
Basisstof 3 De oren 
Basisstof 4 De ogen 

Slide 20 - Tekstslide

timer
1:00
Zeg de kleur die geschreven staat.

Als je klaar bent, kijk je hoeveel tijd je nog over hebt. Als je een woord fout hebt gezegd, zeg het woord dan nogmaals, maar dan goed.

Slide 21 - Tekstslide

timer
2:00
Als je klaar bent, kijk je hoeveel tijd je nog over hebt. Als je een woord fout hebt gezegd, zeg het woord dan nogmaals, maar dan goed.
Zeg de kleur die geschreven staat, niet de kleur van de letters.

Slide 22 - Tekstslide

Oogspier
Spier die het oog draait
Wenkbrauw
Zorgt ervoor dat vocht langs het oog loopt en niet erin
Wimpers
Beschermen de ogen tegen vuil en te fel licht
Harde oogvlies
Witte deel van het oog
Iris
Het gekleurde deel van het oog
Regenboogvlies
Het gekleurde deel van het oog
Pupil
Opening in de iris
Traanklier
Produceert traanvocht, dit beschermt de ogen tegen uitdroging en maakt het hoornvlies schoon
Traanbuis
Voert het traanvocht af naar de neusholte
Ooglid
Verdeelt het traanvocht over het hoornvlies

Slide 23 - Tekstslide

Oogspier
Spier die het oog draait
Netvlies
Hierin liggen de zintuigcellen die lichtprikkels opvangen
Vaatvlies
Hierin liggen veel bloedvaten die het oog van voeding voorzien en afvalstoffen afvoeren
Harde oogvlies
Het witte deel van het oog
Glasachtig lichaam
Doorzichtig, zacht materiaal in het oog
Gele vlek
Hiermee kan je het scherpst zien
Blinde vlek
Hier verlaat de oogzenuw het oog
Oogzenuw
Geeft impulsen van de zintuigcellen in het netvlies door aan de hersenen
Hoornvlies
Het doorzichtige vlies dat de iris beschermt
Lens
Deel van het oog dat zorgt dat je scherp kunt zien
Pupil
Opening in de iris
Iris
Het gekleurde deel van het oog
Kringspieren
Deze liggen rondom de lens, zorgen ervoor dat je scherp kan zien
Bloedvat
Aanvoer van voedingsstoffen en afvoer van afvalstoffen

Slide 24 - Tekstslide

Hiermee kan je kleuren waarnemen
Hiermee kan je zwart-grijs-wit en contrasten waarnemen

Slide 25 - Tekstslide

Fel licht in het oog
Grote iris & kleine pupil
Bescherming tegen beschadiging van het oog door te veel licht in 't oog.
Zwak licht in het oog
Kleine iris & grote pupil
Zodat de lichtprikkels in het oog groter zijn als de drempelwaarde.

Slide 26 - Tekstslide

Het beeld staat verkleind en omgekeerd op je netvlies.

Slide 27 - Tekstslide

De lens is bol => 
lichtstralen buigen naar elkaar toe.
Platter = verderweg scherp.
Boller = dichterbij scherp.
Als het straalvormig lichaam om de lens heen ontspannen is, zijn de lensbandjes gespannen. De lens is dan platter en je ziet in de verte scherp.
Als het straalvormig lichaam om de lens heen gespannen is, zijn de lensbandjes ontspannen. De lens is dan boller en je ziet dichtbij scherp.

Slide 28 - Tekstslide

Als het straalvormig lichaam om de lens heen ontspannen is, zijn de lensbandjes gespannen. De lens is dan platter en je ziet in de verte scherp.
Als het straalvormig lichaam om de lens heen gespannen is, zijn de lensbandjes ontspannen. De lens is dan boller en je ziet dichtbij scherp.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Bijziend = 
het beeld voor 't netvlies, van dichtbij zie je scherp
Verziend =
het beeld achter 't netvlies,
van veraf zie je scherp
Holle "bril" corrigeert deze fout waardoor het beeld weer op het netvlies valt.
Bolle "bril" corrigeert deze fout waardoor het beeld weer op het netvlies valt.
-
+

Slide 31 - Tekstslide