15.3 Gezichtszintuig dl1 (zelfstandig)

14.3 Gezichtszintuig
Hoe werkt een bril?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

14.3 Gezichtszintuig
Hoe werkt een bril?

Slide 1 - Tekstslide

Doel 15.3
Je leert de bouw van het oog met de verschillende onderdelen
Je leert hoe het oog de hoeveelheid binnenvallend licht regelt
Je leert hoe je je oog scherpstelt op voorwerpen dichtbij of veraf en hoe een bril afwijkingen kan corrigeren
Je leert hoe we diepte kunnen zien



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

De pupilreflex

Slide 4 - Tekstslide

De pupilreflex loopt via
A
het ruggenmerg
B
de hersenstam
C
de grote hersenen
D
de kleine hersenen

Slide 5 - Quizvraag

De pupilreflex

Slide 6 - Tekstslide

De lens

Slide 7 - Tekstslide

Accomoderen (aanpassen ooglens aan afstand)
Straalvormig lichaam ontspannen -> lensbandjes strak 
-> lens plat -> veraf zien

Straalvormig lichaam gespannen -> lensbandjes los -> lens bol -> dichtbij zien

Slide 8 - Tekstslide

Accomoderen

Slide 9 - Tekstslide

Als ik naar buiten kijk en daarna naar binnen op mijn computerscherm dan
A
Ontspannen de spieren van het straalvormig lichaam en wordt de lens plat
B
Ontspannen de spieren van het straalvormig lichaam en wordt de lens bol
C
Spannen de spieren van het straalvormig lichaam aan en wordt de lens plat
D
Spannen de spieren van het straalvormig lichaam aan en wordt de lens bol

Slide 10 - Quizvraag

Lens - verziend
 Je hebt een bolle lens/ + brillenglas nodig.
Verziend: beeld scherp áchter je netvlies.
Je kunt dichtbij niet scherp zien, je lens is niet bol genoeg/ je oog is te kort.

Slide 11 - Tekstslide

Lens - bijziend
 Je hebt een holle lens/ - brillenglas nodig.
Bijziend: beeld scherp vóó'r je netvlies.
Je kunt veraf niet scherp zien, je lens is niet plat genoeg/ je oog is te lang.

Slide 12 - Tekstslide

Lens - oudziend
Oudziend: de lens is niet flexibel genoeg meer en wordt niet bol genoeg meer om goed dichtbij de zien. 
Iemand die bijziend is kan dus op latere leeftijd tóch een leesbril nodig hebben.

Slide 13 - Tekstslide

Iemand met een multifocale bril...
A
heeft min glazen voor verziendheid en plus voor oudziendheid
B
heeft min glazen voor bijziendheid en plus voor oudziendheid
C
heeft plus glazen voor verziendheid en min voor oudziendheid
D
heeft min glazen voor bijziendheid en min voor oudziendheid

Slide 14 - Quizvraag

Netvlies:
Plaats waar de lichtgevoelige 
zintuigcellen zitten, aan de achterkant van je oogbol.


Slide 15 - Tekstslide

Het oog - netvlies
Je netvlies is bedekt met zintuigcellen:
kegeltjes en staafjes.


Slide 16 - Tekstslide

Gele vlek:
Op het netvlies precies 
achter de iris (optische as)
zit de gele vlek.
De gele vlek bevat vooral
kegeltjes.

Door de grote dichtheid kun je met dit deel van het netvlies heel scherp zien (150.000 per mm3). 

Slide 17 - Tekstslide

Blinde vlek:
Op de plek waar de oogzenuw en de 
bloedvaten het oog 
binnenkomen/ uitgaan
zitten geen zintuigcellen. Hier kun je dus geen licht
opvangen.

Slide 18 - Tekstslide

Blinde vlek:
Doordat de blinde vlek
voor beide ogen op een 
andere plek van het 
gezichtsveld zit zie je
toch alles.

Zit op de horizontale as van de gele vlek dichter naar de neus.

Slide 19 - Tekstslide

Diepte zien

Slide 20 - Tekstslide

Diepte zien
In het chiasma opticum kruisen
de oogzenuwen elkaar
gedeeltelijk. Hierdoor vallen de
beelden van het rechterdeel van
het gezichtsveld van beide ogen
samen aan de linkerkant
van je brein (en andersom).

Slide 21 - Tekstslide

Diepte zien
1

2

3

Welk deel zie je niet?
Welk deel zie je niet?

Slide 22 - Tekstslide

Diepte zien
1

2

3

Welk deel zie je niet?

Slide 23 - Tekstslide

Doel 15.3
Je hebt de bouw van het oog met de verschillende onderdelen geleerd
Je hebt geleerd hoe het oog de hoeveelheid binnenvallend licht regelt
Je hebt geleerd hoe je je oog scherpstelt op voorwerpen dichtbij of veraf en hoe een bril afwijkingen kan corrigeren
Je hebt geleerd hoe we diepte kunnen zien



Slide 24 - Tekstslide

BINAS 15.3
BINAS 87C Oog

Slide 25 - Tekstslide

Begrippen 15.3
netvlies, hoornvlies, ooglens, kamervocht, glasachtig lichaam, vaatvlies, harde oogrok, pupil, iris, pupilreflex, pigmentcellen, netvlies, gele vlek, optische as, kegeltje, staafje, oogspieren, oogzenuw, blinde vlek, straalvormig lichaam, oudziend, accomoderen, verziend, bijziend, convergeren, divergeren, perspectief, stereoscoposch zien, chiasma opticum

Slide 26 - Tekstslide