V4

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
  • In willekeurig samengestelde groepjes werken aan opdracht 11 van paragraaf 7.5 (niet examentrainer!)
  • Volgende les nabespreken, willekeurig iemand per groepje deelt de opdracht in de les

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examentrainer 1
par. 5.3

Tussen de nieuwe wetenschappelijke belangstelling en de Europese expansie in de zestiende eeuw bestond een verband.
Licht dit verband toe, door uit te leggen:
  • waardoor de nieuwe wetenschappelijke belangstelling de Europese expansie bevorderde en
  • waardoor de Europese expansie de wetenschappelijke belangstelling bevorderde.

Slide 7 - Tekstslide

Een juist antwoord bestaat uit de volgende elementen:
  • Een juiste uitleg waardoor de nieuwe wetenschappelijke belangstelling de Europese expansie bevorderde, bijvoorbeeld de nieuwe wetenschappelijke belangstelling leidde tot (her)ontdekkingen op het gebied van scheepvaart/navigatie waardoor het mogelijk werd overzeese reizen te ondernemen. (2p)
  • Een juiste uitleg waardoor de Europese expansie de wetenschappelijke belangstelling bevorderde, bijvoorbeeld door de ontdekkingsreizen bleek dat de bestaande astronomische kennis niet voldeed voor reizen naar het andere halfrond, waardoor nieuw astronomisch onderzoek nodig was OF nieuwe landen / culturen / producten leidde tot nieuw onderzoek. (2p)
Examentrainer 4
par. 6.3

In 1628 veroverde kapitein-generaal Piet Hein vlak bij Cuba een Spaans konvooi dat zilver uit de Spaanse zilvermijnen in Zuid-Amerika vervoerde naar Spanje. Hij bracht zijn buit naar de Republiek waar het zilver voorlopig werd opgeslagen. Dit leidde in grote delen van Europa tot een economische neerval door gebrek aan muntgeld.


In de zeventiende eeuw ontstaat een wereldeconomie.

Leg uit, telkens met een verwijzing naar deze gebeurtenissen:
waardoor deze wereldeconomie kon ontstaan en
waardoor deze gebeurtenissen als bewijs kunnen dienen voor het bestaan van een wereldeconomie.

Slide 8 - Tekstslide

  • De wereldeconomie kon ontstaan als gevolg van de Europese expansie die uit deze gebeurtenissen blijkt door de aanwezigheid van de Spaanse zilvermijn in Zuid-Amerika / de aanwezigheid van Spaanse schepen rond Cuba (2p)
  • De gebeurtenissen kunnen als bewijs dienen voor het bestaan van een wereldeconomie, omdat de economische gevolgen ervan in heel Europa merkbaar zijn (wat duidt op een internationaal / onderling afhankelijk economisch stelsel). (2p)
Examentrainer 2
par. 7.3

Historici die het absolutisme onderzoeken, zien een verschuiving: In de zeventiende eeuw vonden absolute vorsten dat zij regeerden vanuit een goddelijk recht, terwijl in de achttiende eeuw vorsten beweerden dat zij mochten regeren omdat zij de grootste bijdrage leverden aan het geluk van het volk.
Geef aan onder invloed van welke ontwikkeling de ideeën over het vorstelijk gezag veranderden.

Slide 9 - Tekstslide

Uit het antwoord moet blijken dat:
het hier gaat om de Verlichting. (1p)
Voorbeeld:
De ideeën over het vorstelijk gezag veranderden onder invloed van de Verlichting, want verlichtingsdenkers bekritiseerden de absolute macht van de vorst en wilden dat de burgers meer inspraak hadden.
Opmerking:
Voorbeelden van de 'Verlichting', 'verlicht denken' zijn juist als zij verwijzen naar vorstelijk gezag: inspraak burger, trias politica, volkssoevereiniteit, meer scheiding tussen kerk en staat, Voltaire, Montesquieu, Rousseau, enz.
In onderstaand 'rooster' zitten vier combinaties van vier woorden verborgen.
Zoek de vier combinaties en leg bij elke combinatie van vier woorden wat de samenhang is tussen de woorden.
Het antwoordenmodel is slechts een voorbeeld; er zijn meerdere goede oplossingen mogelijk.

Droit divin - VOC - Rationalisme - Raadspensionaris

Gewestelijke staten - Stadhouder - Leger - empirisme

koning - Microscoop - regenten - WIC

Waarheid - Handelskapitalisme - Stapelmarkt - Eenheid

Slide 10 - Tekstslide

Kenmerkend aspect absolute macht: droit divin, koning, eenheid, leger

Kenmerkend aspect bijzondere positie republiek: Regenten, gewestelijke staten, stadhouder, raadspensionaris

Kenmerkend aspect wereldhandel: VOC, WIC, handelskapitalisme, stapelmarkt

Kenmerkend aspect wetenschappelijke revolutie: Rationalisme, empirisme, microscoop, waarheid
Wat heb je deze les geleerd en zijn er nog vragen onbeantwoord gebleven?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Keuzes deze les:
A
Uitleg volgen over de Verlichting en (oorzaken van) de Franse Revolutie -> deze ruimte
B
In groepsverband argumenten uitwerken van de bronnenopdracht van Mathijs Geerts (hoe verlicht was de Franse Revolutie?) -> ruimte 'bronnenopdracht'
C
In groepsverband (examentrainer)opdrachten maken/nabespreken (of vraag 12 van de 'normale' opdrachten van iedere paragraaf!) -> ruimte 'opdrachten Tijd voor Geschiedenis'
D
Aflevering over de Napoleontische Oorlogen bekijken (https://schooltv.nl/video/ten-oorlog-afl1-napoleontische-oorlogen/) -> Ruimte 'aflevering Napoleon'

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jean-Jacques Rousseau
John Locke
Charles de Montesquieu
De koning krijgt macht uit handen van het volk
De macht moet altijd bij het volk liggen
Trias politica/ scheiding der machten

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In hoeverre beheers je voor je gevoel de stof/leerdoelen/kenmerkende aspecten/opdrachten van hfst 7?
A
Ik heb de planner goed gevolgd, ik heb het gevoel dat ik de leerdoelen beheers
B
Ik heb de planner grotendeels gevolgd, ik weet niet zeker of ik de leerdoelen beheers
C
Ik heb een (klein) gedeelte van de planner gevolgd, ik beheers de leerdoelen nauwelijks
D
Ik ben niet bij met betrekking tot de planner, ik beheers de leerdoelen niet.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn jullie verwachtingen en behoeftes voor deze online les(sen)?

Slide 29 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Deze vraag gaat over de pruikentijd.
Welke zin of welke zinnen zijn juist?
1 Verlichte denkers vonden dat mensen zelf moeten bepalen wat ze geloven.
2 Verlichte denkers waren tegen tolerantie op godsdienstig gebied.
3 Volgens aanhangers van de verlichting was alles wat er gebeurde logisch te verklaren.
4 Vóór de verlichting geloofde bijna iedereen dat God niet meer ingreep in het leven.
A
Zin 1 en 3
B
Alleen zin 4
C
Zin 1, 3 en 4
D
Zin 2 en 3

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort niet bij de Verlichting?
A
Godsdienstvrijheid
B
De encyclopedie
C
Ontdekking van zwaartekracht
D
Gewetensvrijheid

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de bron. Deze opvattingen van Rousseau worden als kenmerkend gezien voor de
Verlichtingsidealen.
Toon, met een verwijzing naar de bron, aan dat Rousseau de Verlichtingsidealen omarmt.

Slide 32 - Open vraag

Een juist antwoord bevat de volgende elementen:
  • een juiste opvatting van Rousseau; bijvoorbeeld gelijkheidsideaal / de mens is van nature vrij en gelijk / het verzet tegen de standensamenleving, natuurlijke rechten, enz. (1p)
  • een juiste en passende verwijzing naar de bron; bijvoorbeeld: geen onderscheid tussen standen / omdat alle mensen gelijk zijn, tot welke stand zij ook behoren / de natuurlijke behoeften overal hetzelfde zijn / Alleen de natuur geeft de mens onuitwisbare eigenschappen en de natuur maakt noch prinsen, noch rijken, noch grote heren. (1p)
Punten worden alleen toegekend als de verwijzing naar de bron passend is bij het Verlichtingsideaal.
Naar: CE HAVO, 2007, tijdvak 1, vraag 16.