23 t/m 27 september

Welcome to English class!
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welcome to English class!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schedule
- Book assignment explanation
- Prepare pitch; 10 minutes
- Present your pitch!






Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Last chance to prepare your pitch!
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welcome to English class!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schedule
- Last couple of pitches
- Word classes: prepositions







Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word classes:
- Prepositions
- Adjectives and adverbs
- Signal words
- Word order

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

01:39
You're connecting ... Dallas to >

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

01:43
You need to be ... gate 32 in four minutes.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

02:11
It has my passport .. it.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

02:56
like you're always .. the office.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

03:10
written .. your arm?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

on

tijd: dagen van de week en data.

plaats: oppervlaktes, openbaar vervoer, straten en rivieren
in

tijd: maanden, jaren, seizoenen en delen van een dag.

plaats: steden, landen, in een gebouw of ruimte.
at

tijd: specifieke tijd op een dag en feestdagen.

plaats: specifieke plek, niet iets algemeens.
bijvoorbeeld met een lidwoord ervoor.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

time: use the triangle
at = specifieke tijden/feestdagen

 on = op een specifieke dag

in = heel breed, jaren, maanden, weken, etc. 
 Je kan dit ook gebruiken bij plaatsen. At = specifiek (naam, adres, plaats > on = minder specifieke straat > in = heel breed steden, gebieden, landen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

00:31
How about we meet .. la rev .. 19.30 (1x)

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:31
'at' wordt in deze zin op twee manieren gebruikt. Welke twee zijn dat? (at la rev/ at 19.30)

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

02:04
Come on ... please

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

used for specific times of day and holidays.
used for days of the weeks and dates
used for months, years, seasons and parts of the day
used for surfaces, public transport and roads/ streets/ rivers.
used for general places, cities/countries and things inside an area or space.
used for specific locations or particular places.
at 19:30
at la rev
come in please.
You're connecting in Dallas.
at gate 32
it has my passport in it.
written on your arm.
I told you it was in February.
We did it on Wednesday
We'll talk about it in the morning.

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

used for specific times of day and holidays.
used for days of the weeks and dates
used for months, years, seasons and parts of the day
used for surfaces, public transport and roads/ streets/ rivers.
used for general places, cities/countries and things inside an area or space.
used for specific locations or particular places.
AT (time)
AT (place)
ON (place)
ON (time)
IN (time)
IN (place)

Slide 21 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

in
on
at
the first of December
my first birthday
the classroom
the roof of the car
the trainstation
2020
the late evening
8 p.m.
Jeruzalem
The United States
the train
summer
January
my birthday party

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which preposition is correct?
Don't be shy, you're ... friends here!
A
between
B
under
C
among
D
by

Slide 24 - Quizvraag

In het NL zou je zeggen: je bent onder vrienden 

In het Engels is de regel: 
tussen 2 is between
tussen meer is among
Which preposition is correct?
The Netherlands is ... sea level.
A
below
B
under
C
beyond
D
by

Slide 25 - Quizvraag

In het NL zou je zeggen: onder zee niveau

In het Engels is de regel: 
under = er is direct iets onder het object
The paper is hidden under the rock

below = onder in de zin van op een lager niveau.

Which preposition is correct?
The Netherlands is ... sea level.
A
below
B
under
C
beyond
D
by

Slide 26 - Quizvraag

In het NL zou je zeggen: onder zee niveau

In het Engels is de regel: 
under = er is direct iets onder het object
The paper is hidden under the rock

below = onder in de zin van op een lager niveau.

Which preposition is correct?
I have got plenty of other things to do ... talking to you

A
beyond
B
beside
C
along
D
besides

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of place & movement
Beside = next to, at the side of, by.
Example: Amanda sat beside the old man during dinner. 

Besides =  as well as, in addition to. 
Example: What else are you studying besides English?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Work on the worksheet
timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Practise 
Prepositions of place
https://www.perfect-english-grammar.com/prepositions-of-place-exercise-1.html

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies