M4 5.5 Vaardigheden

Je moet kunnen bepalen of een bron: 
  • bruikbaar is
  • betrouwbaar is
  • representatief is
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Je moet kunnen bepalen of een bron: 
  • bruikbaar is
  • betrouwbaar is
  • representatief is

Slide 1 - Tekstslide

Vaardigheden - Bruikbaarheid van bronnen
Hoe bepaal je de bruikbaarheid van een bron? 

  • Bij het beoordelen van bronnen op bruikbaarheid kijk je of een bron een antwoord geeft op de vraag die je hebt gesteld. 
  • Het hoeft niet helemaal de vraag te beantwoorden, maar in ieder geval voor een deel. 

=> Als dat het geval is kan er gesproken worden van een bruikbare bron.

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk de bron. Voor welke vraag is de bron bruikbaar (geeft de bron dus antwoord op)
A
Hoe werd in de VS over het communisme gedacht?
B
Hoe serieus was het plan van de SU om de VS aan te vallen?
C
Hoe is het te verklaren dat de VS en de SU een wapenwedloop hielden?
D
Hoe reageerden Amerikaanse communisten op dit soort propaganda?

Slide 3 - Quizvraag


Stel: je maakt een werkstuk over de Koude Oorlog. Je hebt onderzoeksvragen bedacht.

Bij welke onderzoeksvraag is de bron bruikbaar?
A
Hoe werd propaganda gebruikt tijdens de Koude Oorlog?
B
Hoe werkte de containment-politiek in de praktijk?
C
Wat was de omvang van het Sovjet-leger?
D
Wat was het verschil tussen invloedssferen in Europa?

Slide 4 - Quizvraag

Vaardigheden - Representativiteit 
 Bij representativiteit kijk je of iets vaker voor komt of niet. 
  • Je hebt bijvoorbeeld een foto van een fietsbrug. Deze brug is gemaakt van beton en is 3 meter breed. Het is een foto uit de stad die door jou onderzocht wordt. Nu wil jij weten of deze brug representatief is voor fietsbruggen in de stad.  

  • Uit verder onderzoek blijkt dat dit de enige betonnen fietsbrug van de stad is, de rest is gemaakt van hout. Daarbij zijn de ander bruggen allemaal smaller. De brug op de foto is in dat geval niet representatief  voor fietsbruggen in de stad. Een foto van een smalle houten fietsbrug zou dat wel geweest zijn. 
  • Hoe meer bronnen hetzelfde beeld geven, hoe representatiever het is.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Vaardigheden - Betrouwbaarheid 
Om de betrouwbaarheid van een bron te kunnen vaststellen, moet je die op een aantal verschillende zaken toetsen.  

  1. Wie is de maker van de bron?  Is de maker onpartijdig? Belangen in het spel?
  2. Hoe is de maker aan zijn informatie gekomen? Heeft hij het van horen zeggen of was hij er zelf bij.?  Is hij een tijdgenoot of ooggetuige?  
  3. Wat is de bedoeling van de bron? Wil de maker alleen laten zien hoe het eraan toe ging of wil hij bijvoorbeeld jouw mening in een bepaalde richting vormen.  

Slide 7 - Tekstslide

Vaardigheden - Betrouwbaarheid 
Om de betrouwbaarheid van een bron te kunnen vaststellen, moet je die op een aantal verschillende zaken toetsen.  

3  .Geeft de bron feiten of meningen weer? 
4. Wanneer is de bron gemaakt => Herinneringen worden minder scherp zijn. 
Schokkende gebeurtenissen kunnen weggestopt worden. Er kan sprake zijn van een trauma. 

Let op: Vaak moet je aangeven waarom de bron WEL betrouwbaar is. En waarom misschien ook niet...

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Je moet (beweeg)redenen kunnen bepalen: 
  • politieke redenen
  • economische redenen
  • culturele redenen

Slide 10 - Tekstslide

Economische-, politieke of culturele beweegredenen bepalen. 

Welke redenen hadden de Amerikanen voor de Marshallhulp? 

Politieke redenen voor de Amerikanen => communisme tegenhouden, vrede in Europa, bondgenoten helpen, macht in de wereld verstevigen. 

Economische redenen => Herstel van Europa zou handel met VS herstellen. VS kon handelen met Europa, kapitalistische economieën realiseren.  

Culturele redenen => Amerikaanse  leefwijze overbrengen,  Amerikaanse producten introduceren, 

Slide 11 - Tekstslide

Wat ga je doen?
In de app kan je oefentoets over de Koude Oorlog maken.
Er staan oefentoetsen in deze LessonUp (laatste slides) 
Oefen met eindexamensite.
Oefen met Quizlet (volgende slide)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

Slide 14 - Link

Slide 15 - Link

Wat heb je geleerd in H5.1 ? 
  • De gevolgen van het nationalisme in Indonesië omschrijven.
  • Uitleggen hoe Nederland zijn kolonie met politionele acties wilde behouden
  • Uitleggen waarom NL in 1949 overging tot soevereiniteitsoverdracht.
  • Twee voorbeelden van de nieuwe machtsverhoudingen na WOII beschrijven:  1. tussen de VS en de SU  2. denkbeelden (ideologie) 3. het gebied 4. politiek systeem en 5. het economisch systeem. 
  • Militaire bondgenootschappen van de KO noemen en beschrijven hoe zij invloed uitoefenden.  
  • Uitleggen wat de Blokkade van Berlijn in 1948 inhield aan de hand van: D-mark, Stalin en luchtbrug 
  • Hoe Duitsland verdeeld is geraakt in twee landen.

Slide 16 - Tekstslide

Wat heb je geleerd in H5.2 ? 
Ik kan de volgende gebeurtenissen uit de Koude Oorlog herkennen en beschrijven:
  • Hongaarse opstand 1956
  • Bouw Berlijnse muur 1961
  • Cubacrisis 1962
  • Praagse Lente 1968 en de rol van Alexander Dubcek
  • Val van de Berlijnse muur 1989
  • Uitleggen wat glasnost en perestrojka Inhoudt en de gevolgen zij hadden voor de SU en Oost Europa.

Slide 17 - Tekstslide

Wat heb je geleerd in H5.3 ? 
  • De Europese Samenwerking beschrijven van af het begin tot aan nu > EGKS, EG, EEG, EU
  • Twee doelen opnoemen voor de Europese Samenwerking.
  • IWereldwijde internationale samenwerking herkennen en beschrijven.
      VN, VN-veiligheidsraad, Unicef, Unesco
  • Omschrijven op welke manier de wereldwijde internationale samenwerking te werk gaat.

Slide 18 - Tekstslide

Wat heb je geleerd in H5.4 ? 
  • Economische veranderingen in Nederland tijdens de Koude oorlog omschrijven aan de hand van: wederopbouw en Marshallhulp, emigratie, naar economische groei en welvaartsstijging met een consumptiemaatschappij tot opbouw verzorgingsstaat en werkloosheid in de jaren tachtig.
  • negen voorbeelden omschrijven van sociaal-culturele verandering vanaf de jaren zestig in Nederland.
  • zeven sociale grondrechten opnoemen die in 1983 in de grondwet zijn opgenomen.
  • het verschil tussen klassieke en sociale grondrechten uitleggen. 

Slide 19 - Tekstslide

En ook nog...
  • Staatkundige kaarten van Europa aan de bijbehorende periode herkennen.

  • Personen:
    Stalin, Kennedy, Chroesjtsjov, Reagan, Gorbatsjov, Soekarno, (Willem) Drees 

  • Jaartallen:
    1945,  1947 en 1948, 1949, 1956, 1961, 1962, 1968, 1983, 1989 
 

Slide 20 - Tekstslide