Les 7 - 27 sept

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui
  • Battle

  • Grammaire Bron H 

  • Lollyquiz



Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui
  • Battle

  • Grammaire Bron H 

  • Lollyquiz



Slide 4 - Tekstslide

GRAMMAIRE Bron H
Bezittelijk voornaamwoord

- On regarde une vidéo (30b)

- On répète les difficultés (2)

- On fait une exercice en ligne







Slide 5 - Tekstslide

GRAMMAIRE Bron H
Bezittelijk voornaamwoord
On répète les difficultés

son/ sa/ ses: 
betekent allemaal zijn EN haar

son frère = zijn broer EN haar broer








Slide 6 - Tekstslide

GRAMMAIRE Bron H
Bezittelijk voornaamwoord
On répète les difficultés

école 
begint met a/e/i/o/u of h
is vrouwelijk
is enkelvoud

--> dan kies je mon/ton/son








Slide 7 - Tekstslide

GRAMMAIRE Bron H
Bezittelijk voornaamwoord

- On regarde une vidéo (30b)

- On répète les difficultés (2)

- On fait une exercice en ligne







Slide 8 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui
  • Battle

  • Grammaire Bron H 

  • Lollyquiz



Slide 9 - Tekstslide

a. Je suis
b. J'ai
A
a. Ik heb b. Ik ben
B
a. Ik ben b. Ik heb
C
a. Jij bent b. Jij hebt
D
a. Jij hebt b. Jij bent

Slide 10 - Quizvraag

a. mon père
b. mon mère
A
a. correct b. pas correct
B
a. correct b. correct
C
a. pas correct b. pas correct
D
a. pas correct b. correct

Slide 11 - Quizvraag

a. tu ai
b. ils ont
A
a. correct b. pas correct
B
a. correct b. correct
C
a. pas correct b. pas correct
D
a. pas correct b. correct

Slide 12 - Quizvraag

REGEL
BIJ TU EINDIGT HET WERKWOORD ERNA ALTIJD OP EEN S

TU AS
TU VAS (JIJ GAAT)
TU PARLES

BEHALVE BIJ X: TU PEUX

Slide 13 - Tekstslide

a. sa soeur = zijn zus
b. sa soeur = haar zus
A
a. correct b. pas correct
B
a. correct b. correct
C
a. pas correct b. pas correct
D
a. pas correct b. correct

Slide 14 - Quizvraag

été =
A
gehad
B
gemaakt
C
gedaan
D
geweest

Slide 15 - Quizvraag

fait (LAATSTE VRAAG)=
A
gehad
B
gemaakt
C
gedaan
D
geweest

Slide 16 - Quizvraag