Les 9 - 4 okt

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui

  • Grammaire H

  • Temps pour travailler/ signer

  • Lollyquiz Bron E






Slide 2 - Tekstslide

GRAMMAIRE Bron H
Bezittelijk voornaamwoord

- On regarde une vidéo (30b)

- On répète les difficultés (2)

- On fait une exercice en ligne







Slide 3 - Tekstslide

GRAMMAIRE Bron H
Bezittelijk voornaamwoord

- On regarde une vidéo (30b)

- On répète les difficultés (2)

- On fait une exercice en ligne







Slide 4 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui

  • Grammaire H

  • Temps pour travailler/ signer

  • Lollyquiz Bron E






Slide 5 - Tekstslide

Temps pour travailler

1. Fais les exercices du planning

2. Viens signer (= Kom aftekenen)

20 oktober proefwerk hoofdstuk 1
(over 2 weken)
timer
20:00

Slide 6 - Tekstslide

Le programme d'aujourd'hui

  • Grammaire H

  • Temps pour travailler/ signer

  • Lollyquiz Bron E






Slide 7 - Tekstslide

a. Je suis
b. J'ai
A
a. Ik ben b. Ik heb
B
a. Ik heb b. Ik ben
C
a. Jij bent b. Jij hebt
D
a. Jij hebt b. Jij bent

Slide 8 - Quizvraag

a. espagnol = Spaans
b. Néerlandais = Nederlands
A
a. correct b. pas correct
B
a. correct b. correct
C
a. pas correct b. pas correct
D
a. pas correct b. correct

Slide 9 - Quizvraag

a. la dispute = de ruzie
b. le voyage = de reis
A
a. correct b. pas correct
B
a. correct b. correct
C
a. pas correct b. pas correct
D
a. pas correct b. correct

Slide 10 - Quizvraag

a. tu peux
b. tu travailles
A
a. correct b. pas correct
B
a. correct b. correct
C
a. pas correct b. pas correct
D
a. pas correct b. correct

Slide 11 - Quizvraag

REGEL
BIJ TU EINDIGT HET WERKWOORD ERNA ALTIJD OP EEN S

TU AS
TU VAS (JIJ GAAT)
TU PARLES

BEHALVE BIJ DEZE 2:     TU PEUX   +   TU VEUX

Slide 12 - Tekstslide

j'ai été = ik ben ....
A
gehad
B
gemaakt
C
gedaan
D
geweest

Slide 13 - Quizvraag

il a fait = hij heeft...
A
gehad
B
gemaakt
C
gedaan
D
geweest

Slide 14 - Quizvraag

C'était comment?
A
Hoe heet jij?
B
Hoe laat is het?
C
Hoe was het?
D
Hoeveel kost het?

Slide 15 - Quizvraag

la gare =
A
het station
B
het stadion

Slide 16 - Quizvraag

ik wil
A
je veux
B
je veus
C
tu veux
D
tu veut

Slide 17 - Quizvraag

stoppen
A
arriver
B
ariver
C
arêter
D
arrêter

Slide 18 - Quizvraag

zien
A
vior
B
voir
C
voyager
D
regarder

Slide 19 - Quizvraag

C'était génial! = C'était magnifique!

(LAATSTE VRAAG)
A
vrai
B
faux

Slide 20 - Quizvraag