2V 7/8 OKT herh Rep 1

Programma
  1. Lidwoorden
  2. Persoonlijk vnw
  3. Klemtoon
  4. Bijv nw
  5. Meervoud
  6. Ser
  7. WW vervoegen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programma
  1. Lidwoorden
  2. Persoonlijk vnw
  3. Klemtoon
  4. Bijv nw
  5. Meervoud
  6. Ser
  7. WW vervoegen

Slide 1 - Tekstslide

Lidwoorden
                   
   Mannelijk           Vrouwelijk        Mannelijk          Vrouwelijk

Slide 2 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
(yo)
(tú)
(él, ella, usted, ......)

(nosotros/-as)
(vosotros/-as)
(ellos, ellas, ustedes, .....)

Slide 3 - Tekstslide

Lidwoorden
Eindigt een zelfst.nw op één van de volgende letters:

L-O-N-E-R-S → mannelijk
D-IÓN-Z-A → vrouwelijk

Slide 4 - Tekstslide

Pronunciación (klemtoon)
1.  Accent? 
    → klemtoon op die lettergreep (te--fo-no)
 
2. Eindigt het woord op een klinker, n, of s? 
    → klemtoon op voorlaatste lettergreep (Es - pa - ña)

3. Eindigt het woord op overige medeklinkers 
    → klemtoon op laatste lettergreep (E – cua - dor)

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Congruentie: Het bijv.nw aanpassen aan geslacht (mannelijk of vrouwelijk) én getal (ev / mv). 

  • Geslacht: Je kunt een bijv.nw alleen vrouwelijk maken als het mannelijke woord op een ‘o’ eindigt.  Dus als het op een medeklinker eindigt of een -e dan kan dit niet en kan je het alleen naar het meervoud veranderen.

  • Getal: Voeg meervoudsregel toe als je het bijv.nw in het meervoud moet zetten. 

  • Plek: Het bijv.nw altijd ACHTER het zelfstandig naamwoord (tenzij het om hoeveelheden gaat).  





Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Let op!
Het bijvoeglijk naamwoord komt achter het zelfst.nw. Tenzij het om een hoeveelheid gaat (mucho, poco etc.), dan staat het ervoor!

Tengo una casa bonita.  (Ik heb een mooi huis)
Tengo muchas casas.     (Ik heb veel huizen)

Slide 7 - Tekstslide

Meervoud
Eindigt een woord op een klinker?                + S
Por ejemplo: El libro = los libros

Eindigt een woord op een medeklinker?    + ES
Por ejemplo: El hotel = los hoteles

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
¿Qué?          Vas a hacer el siguiente ejercicio.
¿Cómo?      Solo.
¿Tiempo?   4 min
¿Meta?        Tienes 7 respuestas correctas (al mínimo)

  1. El chico ………….. (guapo) 
  2. La madre ………….. (guapo) 
  3. El vecino ………….. (bonito) 
  4. Los vecinos …………. (bonito) 
  5. Mi primo está ……………. (enamorado) 
  6. Los chocolates son ………….. (rico) 
  7. El tomate es …………. (rojo) 
  8. Las patatas son ………….. (marrón) 
  9. La farmacia es …………….(caro) 
  10. Los calamares son …………… (feo) 







Slide 9 - Tekstslide

SER = zijn
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes

soy
eres
es

somos
sois
son

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

llamarse
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
me 
te
se
            +
nos 
os 
se 
llamo
llamas
llama

llamamos
llamáis
llaman

Slide 12 - Tekstslide

verbos -ar,-er,-ir
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
-AR
hablo
hablas
habla

hablamos
habláis
hablan
-ER
-o
-es
-e

-emos
-éis
-en

-IR
-o
-es
-e

-imos
-ís
-en

Slide 13 - Tekstslide

-ar                        -er                   -ir
Juego:

Groepjes van 4, elk groepje eigen kleur stift. In 5 min zoveel mogelijk ww opschrijven die je als groepje kent. Er rent 1 lln naar het bord, rent terug en geeft de stift aan de volgende lln. In het groepje mag overlegd worden. 

Slide 14 - Tekstslide

Leren voor so
SO
Voca 1.1-1.3 (N-S)
Roze werkwoordenblad 1-15 (S-N)
Lidwoorden + ev/mv
Getallen 0 t/m 20
Persoonlijke voornaamwoorden
Werkwoord: ser

Slide 15 - Tekstslide