Bijwoorden

Engels unit 3 - January 1-02-2021
Today: 
- Past Continuous + - ?


On your table:
- Laptop/computer
- Mobile phone
Today's goal:
- I know when I use the past continuous
- I know how to make the past continuous
Toetsweek periode 3: 
- 15 feb - 19 feb


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Engels unit 3 - January 1-02-2021
Today: 
- Past Continuous + - ?


On your table:
- Laptop/computer
- Mobile phone
Today's goal:
- I know when I use the past continuous
- I know how to make the past continuous
Toetsweek periode 3: 
- 15 feb - 19 feb


Slide 1 - Tekstslide

Goodmorning!

Slide 2 - Tekstslide

Grammar!

Slide 3 - Tekstslide

  • Misschien: May & Might 
  • Past continuous
  • Moeten: should / shouldn’t
  • Bijwoorden op -lY
  • Plaats van het bijwoord.
What did we learn?

Slide 4 - Tekstslide

Waar staan deze woorden in een zin?

Slide 5 - Tekstslide

Plaats van een bijwoord
Woorden die aangeven hoe vaak je iets doet
De bijwoorden --> (bv. always,, sometimes,, often, never, ever) 


Waar in de zin komt dan een bijwoord te staan?
- Vóór het hoofdwerkwoord
I often go shopping. 

Slide 6 - Tekstslide

Plaats van het bijwoord/ Adverbs

Adverbs = Altijd voor het hoofdwerkwoord.

Behalve bij het werkwoord 'to be'. Dan komt het bijwoord na het werkwoord.


Adverbs = e.g.: always, usually, normally , often, frequently, sometimes, occasionally, hardly ever, seldom, never (bijwoorden van frequentie). 


We always make our homework.

She often talks to her friend.

She is never late.

Slide 7 - Tekstslide

Bijwoorden van frequentie
  Bijwoorden van frequentie geven aan HOE VAAK iets gebeurt

                 Plaats van het bijwoord van frequentie:

- Staat er 1 werkwoord in de zin? bijwoord staat ervoor
- Staan er 2 of meer werkwoorden? bijwoord staat ertussen

Slide 8 - Tekstslide

Let's Practice

Slide 9 - Tekstslide

? (To open) ......... the girl .............the window?

Slide 10 - Open vraag

weten jullie wat de past continuous is?

Slide 11 - Open vraag

? (To come) ......... the friends ........home from school?

Slide 12 - Open vraag

? (To explain) .............the teacher ..........the exercises?

Slide 13 - Open vraag

? (To phone) ........ Emma and Bertha ......... their friend?

Slide 14 - Open vraag

? (To take) .............Melissa.......... out a book?

Slide 15 - Open vraag

? (To shake) ................... they............hands?

Slide 16 - Open vraag

? (To work) ...................ashley...........on the computer?

Slide 17 - Open vraag

? (To explain) .............the teacher ..........the exercises?

Slide 18 - Open vraag

? (To explain) .............the teacher ..........the exercises?

Slide 19 - Open vraag

+ (work) Amanda .... at that moment.

- (work) Amanda .... at that moment.

? (work) ................ Amanda ................at that moment?


Slide 20 - Open vraag

+ (have) They .........dinner at the restaurant.

- (have) They .........dinner at the restaurant.

? (have) ......................They .........dinner at the restaurant?

Slide 21 - Open vraag

+ (wait) I ......... for the bus.

- (wait) I ......... for the bus.

? (wait) ................I ......... for the bus?

Slide 22 - Open vraag

+ (play) She ......... football with her friends.

- (play) She ......... football with her friends.

? (play) .....................She ......... football with her friends?

Slide 23 - Open vraag

+ (do) Adil _______his paper round.

- (do) Adil _______his paper round.

? (do) ________Adil _______his paper round?

Slide 24 - Open vraag

+ (dance)Max ..............with two girls.

- (dance)Max ..............with two girls.

? (dance)...................Max ..............with two girls?

Slide 25 - Open vraag

+ (to sleep) The cat........in the basket.

- (to sleep) The cat........in the basket.

? (to sleep) ................The cat........in the basket?

Slide 26 - Open vraag

+ (catch) The policeman ____ a thief.

- (catch) The policeman ____ a thief.

? (catch) _________The policeman ____ a thief?

Slide 27 - Open vraag