refresh your memory- wordorder

Refresh your memory

Let's practice with:


- word order




1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Refresh your memory

Let's practice with:


- word order




Slide 1 - Tekstslide

What is the right English wordorder?
A
Father is at the moment in the kitchen
B
In the kitchen is father at the moment.
C
Father is in the kitchen at the moment.

Slide 2 - Quizvraag

Word order : wat moet je weten

Wie-doet- wat-waar-wanneer

OW- WW- LV- plaats- tijd



Slide 3 - Tekstslide

Wie-doet-wat-waar-wanneer

He had a drink at the pub last night


Slide 4 - Tekstslide

Place the parts of a question in the correct order:
1
2
3
4
5
WH-word
Main verb
Rest of the sentence
Subject
Auxiliary verb

Slide 5 - Sleepvraag

ezelsbruggetje 

PieT

plaats voor tijd




Slide 6 - Tekstslide

Waar staan ze in de zin?
Een bijwoord staat altijd voor het werkwoord, behalve...
als het werkwoord een vorm van 'to be' is:
am/are/is/was/were

I am always late for school.

Slide 7 - Tekstslide

Plaats en tijd zet je meestal aan het einde van de zin ( de tijd mag ook vooraan, behalve bij vraagzinnen)

We went to school yesterady

Yesterday we went to school

Slide 8 - Tekstslide

What are frequency adverbs?

Slide 9 - Open vraag

Bijwoorden van frequentie
always = altijd
never = nooit
sometimes = soms
usually = gewoonlijk (meestal)
often = vaak
rarely = zelden

Slide 10 - Tekstslide

Is this sentence in the correct wordorder?
I called yesterday my friend
A
True
B
False

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Waar moet het bijwoord staan?

Do (B) you (D) get foreign (C) visitors (A) ?

often
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 13 - Quizvraag

Waar moet het bijwoord staan?

They (A) left (B) after (C) the party (D).

immediately
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 14 - Quizvraag

Waar moet het bijwoord staan?

I (D) get up (C) at (B) 7:30 am (A).

Usually
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 15 - Quizvraag

Noteer de hele zin met het bijwoord van frequentie op de juiste plaats.

1. He listens to BBC Radio. (often)

Slide 16 - Open vraag

Noteer de hele zin met het bijwoord van frequentie op de juiste plaats.

2. Christine is late for work. (regularly)

Slide 17 - Open vraag

Noteer de hele zin met het bijwoord van frequentie op de juiste plaats.

3. Gary and Rudy drive to work together. (usually)

Slide 18 - Open vraag

TO DO:
Homework next time:
Exercise wordorder maken via teams/opdrachten

Slide 19 - Tekstslide