2.6 Stad in de steigers deel 1

§2.6 Stad in de steigers
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§2.6 Stad in de steigers

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Leerdoelen
Uitleg
quiz
vervolg uitleg
Uitleg over formuleren van vragen --> huiswerk check

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
-Je kunt uitleggen met welke maatregelen je de stad weer aantrekkelijk kunt maken

-Je kunt uitleggen waarom grote steden mensen uit de randgebieden van Nederland aantrekken en afstoten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

De stad gaat op de schop!

Slide 5 - Tekstslide

Mensen gaan naar of vertrekken uit de stad
Na 1970 keren veel mensen de grote steden de rug toe:
-Vooral gezinnen met jonge kinderen en met een midden- of hoger inkomen

De nieuwkomers in de steden:
-Studenten, werkende jongeren of allochtonen


Slide 6 - Tekstslide

Mensen gaan naar of vertrekken uit de stad
DUS:
De rijkere worden vervangen door armere stedelingen en zo krijgt het stadsbestuur het steeds moeilijker om de eindjes aan elkaar te knopen

KORTOM:
De stad moet weer aantrekkelijk worden voor de rijkeren

Slide 7 - Tekstslide

De stad weer aantrekkelijk maken voor de rijkeren
Door middel van de volgende maatregelen:
1. Renoveren
2. Saneren
3. Nieuwbouw
4. Vinex

Slide 8 - Tekstslide

1. Renoveren
=het opknappen van huizen. De huizen worden zo duurder of de huur stijgt


-Vooral in oude wijken worden huizen opgeknapt en aangepast aan de eisen van deze tijd
-Dicht bij het centrum vind gentrification plaats

-De wijk leeft op maar wordt onbetaalbaar voor oorspronkelijke bewoners

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

2. Saneren
=het afbreken van huizen en wijken en ze vervangen door nieuwbouw. 

-De woningdichtheid neemt hierbij meestal af en dus ook het aantal bewoners
-Veel sociale huurwoningen met een lage huur worden nu koopwoningen

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

3. Nieuwbouw
=het bouwen van nieuwe woningen op open plekken in de stad bijvoorbeeld op verlaten industrie- en haventerreinen

-Ook worden hierbij straten en pleinen opgeknapt om de woonomgeving zo aantrekkelijk mogelijk te maken

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

4. Vinex
=nieuwe wijken die tegen de oude stad aan worden gebouwd


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welke vorm van stadsvernieuwing zie je op de afbeelding?
A
Renoveren
B
Saneren
C
Nieuwbouw
D
Vinex

Slide 17 - Quizvraag

Welke vorm van stadsvernieuwing zie je op de afbeelding?
A
Renoveren
B
Saneren
C
Nieuwbouw
D
Vinex

Slide 18 - Quizvraag

Welke vorm van stadsvernieuwing zie je op de afbeelding?
A
Renoveren
B
Saneren
C
Nieuwbouw
D
Vinex

Slide 19 - Quizvraag

Welke vorm van stadsvernieuwing zie je op de afbeelding?
A
Renoveren
B
Saneren
C
Nieuwbouw
D
Vinex

Slide 20 - Quizvraag

Compacte stad
Achter alle 4 de maatregelen zit het idee van de compacte stad

Compacte stad= stadsvernieuwing waarbij het opvullen van open plekken en het bouwen van nieuwe wijken tegen de oud stad de uitgangspunten zijn.
Denk aan het kunnen recreëren en werken vlak bij je woning in de stad.

DUS: gebruik de stadsruimte zo goed mogelijk en spaar de open ruimte buiten de stad

Slide 21 - Tekstslide

Gevolg van de maatregelen

Wonen in de stad voor mensen met minder geld is tegenwoordig bijna onbetaalbaar geworden, vooral in de randsteden

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen
-Je kunt uitleggen met welke maatregelen je de stad weer aantrekkelijk kunt maken

-Je kunt uitleggen waarom grote steden mensen uit de randgebieden van Nederland aantrekken en afstoten

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Beschrijf hoe je het compacte stad beleid terug kunt zien in een stad.

Slide 25 - Open vraag

Leg uit waarom de stad weer aantrekkelijk moet worden voor rijkere mensen.

Slide 26 - Open vraag

Wat is het verschil tussen saneren en renoveren?

Slide 27 - Open vraag

Beredeneer waarom de gemeente van Rotterdam gentrificatie toelaat/toeliet in Katendrecht.

Slide 28 - Open vraag