Voor een stad of een dorp vertaal je in en naar met
à + naam van de woonplaats
Voor een land of werelddeel vertaal je in en naar met au (mannelijk enkelvoud), en (vrouwelijk enkelvoud) of aux (meervoud).
Voor een stad of een dorp vertaal je in en naar met
- à + naam van de woonplaats
Voor een land of werelddeel vertaal je in en naar met
- au (mannelijk enkelvoud)
-en (vrouwelijk enkelvoud)
- aux (meervoud).
Slide 5 - Tekstslide
Je suis allé(e) ...
J'ai été ...
J'ai passé mes vacances ...
Espagne
France
Allemagne
Suisse
Angleterre
Pays-Bas
Maroc
Canada
Belgique
Slide 6 - Tekstslide
France
Portugal
Luxembourg
Italie
Grèce
Angleterre
Autriche
Belgique
Pays-Bas
Espagne
Allemagne
Suisse
Berlin
Paris
Madrid
Amsterdam
Lisbonne
Slide 7 - Tekstslide
Chap 1D
parler + écrire
praten en schrijven
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
je suis allé(e)
Vous êtes resté(e)(s)
Slide 10 - Tekstslide
- naam - leeftijd - woonplaats - waar ben je op vakantie geweest? - J'ai été [en / au / aux + land] - hoelang zijn jullie gebleven? - Nous sommes restés ... semaines / jours.
- Hoe heet je? - Hoe oud ben je? - Waar woon je?
- Waar ben je op vakantie geweest?
- Met wie ben je op vakantie geweest?
- Waren jullie in een hotel?
- Hoelang zijn jullie gebleven?
- Was het mooi weer?
- Wat hebben jullie gedaan?
Slide 11 - Tekstslide
- naam - leeftijd - woonplaats - waar ben je op vakantie geweest? - J'ai été [en / au / aux + land] - hoelang zijn jullie gebleven? - Nous sommes restés ... semaines / jours.
- Hoe heet je? - Hoe oud ben je? - Waar woon je?
- Waar ben je op vakantie geweest?
- Met wie ben je op vakantie geweest?
- Waren jullie in een hotel?
- Hoelang zijn jullie gebleven?
- Was het mooi weer?
- Wat hebben jullie gedaan?
Nicole
13
Ruurlo
Frankrijk
ouders + 2 broers
hotel
3 wkn
mooi weer
- gezwommen in zee
- naar het strand gegaan
Slide 12 - Tekstslide
- naam - leeftijd - woonplaats - waar ben je op vakantie geweest? - J'ai été [en / au / aux + land] - hoelang zijn jullie gebleven? - Nous sommes restés ... semaines / jours.
- Hoe heet je? - Hoe oud ben je? - Waar woon je?
- Waar ben je op vakantie geweest?
- Met wie ben je op vakantie geweest?
- Waren jullie in een hotel?
- Hoelang zijn jullie gebleven?
- Was het mooi weer?
- Wat hebben jullie gedaan?
Armand
14
Lochem
Spanje
ouders + zus
appartement
1 wk
erg warm weer
- gezwommen in zee
- "accrobranche" + uitleg...
Slide 13 - Tekstslide
- naam - leeftijd - woonplaats - waar ben je op vakantie geweest? - J'ai été [en / au / aux + land] - hoelang zijn jullie gebleven? - Nous sommes restés ... semaines / jours.
- Hoe heet je? - Hoe oud ben je? - Waar woon je?
- Waar ben je op vakantie geweest?
- Met wie ben je op vakantie geweest?
- Waren jullie in een hotel?
- Hoelang zijn jullie gebleven?
- Was het mooi weer?
- Wat hebben jullie gedaan?
Julia
16
Borculo
Zwitserland
2 vriendinnen
camping, tent
2 wk
koud weer
- de hoofdstad bezocht
- naar de bioscoop geweest
Slide 14 - Tekstslide
Les devoirs
Faire: ex 16be-17 dans ton livre d'exercices
Faire: ex 18 sur l'ordinateur! Le mail --> Mme Rijntjes***
Apprendre: les mots et les phrases Chap 1A + 1B [WB p. 40-41]
Apprendre: les jours de la semaine / les mois de l'année