les 8 - HV1 - dinsdag 5 november 2024

Les 8 - HV1 - dinsdag 5 november 2024
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Les 8 - HV1 - dinsdag 5 november 2024

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen & leren we vandaag? 
  • Introductie op hoofdstuk 2: En camino (=onderweg)
  • Nakijken huiswerkopdrachten 1a t/m 1d
  • Blooket met nieuwe woordjes van H2 (woordsoorten)
  • Korte break ;-)
  • Werkwoord 'estar' (ergens zijn) 
  • Luisteroefening A + opdrachten 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Goede antwoorden 1a t/m 1d
1a1     Spanje heeft 17 comunidades autónomas
1a1     zie 'el mapa de España' (de kaart op blz. 92 van je WB)
1b      zie kaart
1c1     Santiago de Compostela
1c2    slapen
1d1     De heilige kerk van Jakobus staat daar (Jakobus' graf)
1d2    El camino francés                          1d3   100 kilometer

Slide 8 - Tekstslide

Woordsoorten
werkwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
ander soort woord
eindigen altijd op: 
-ar, -er, -ir
la ... / el ... / los ... / las ...
knap, leuk
nu, meer, oké

Slide 9 - Tekstslide

Woordenschat oefenen
play.blooket.com/play
H2: En Camino

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

ergens zijn /
zich bevinden

Slide 12 - Tekstslide

ESTAR is een 2e werkwoord voor 'zijn':
ERGENS ZIJN - ZICH BEVINDEN

  • gevoelens/emoties.      Sofía está feliz (=gelukkig)
  • ligging van plaatsen.     Los Andes están en América del Sur
  • waar iemand zich bevindt.     Estoy en clase 
  • vraagzin: ¿Dónde estás?             

Waar ben je?

Slide 13 - Tekstslide

Oefening 13c - WB blz. 40
Kies de juiste werkwoordsvorm van 'estar' in iedere zin!
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden 13c
  1. El cine está al lado de la panadería.
  2. Señores, ¿ustedes están en Betanzos? 
  3. Merche & Mateo están en casa.
  4. Yo estoy enamorado.
  5. Mi instituto está en La Coruña.
  6. Mi amiga y yo estamos en el cine.

Slide 15 - Tekstslide

Bron A - blz. 19 (TB)
  • We luisteren naar het gesprek tussen Susana & Merche

  • Schrijf drie vraagzinnen uit de tekst op in je schrift. Probeer ze te vertalen.

  • We maken oefening 4a + 4b (WB blz. 34)
  • Gebruik evt. de woordenlijst op blz. 54 (WB)
timer
8:00

Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden 4a 
¿dónde está?
waar is het?
delante de
voor
vives
jij woont
está cerca
het is dichtbij
te llamas
jij heet
al lado de
naast

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden 4b
  1. Está delante de (=voor) su casa.
  2. ¿Cómo te llamas?
  3. ¿Vives aquí (=hier)?
  4. Busco (=ik zoek) el supermercado. ¿Dónde está?
  5. Está cerca (=dichtbij).
  6.  Está a la derecha, al lado (=naast) del banco.

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk in Plenda (di 12-11)

  • Leren woordjes bron A en B (blz. 55 WB): SP - NL
  • Leren bron D (werkwoord 'estar' + de 6 vormen) --> blz. 21 TB

Slide 19 - Tekstslide