Basisstof 5.4 Het oog

Basisstof 5.4
Het oog
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 5.4
Het oog

Slide 1 - Tekstslide

lesplanning
Doel
Vorige les
Voorkennis
Instructie
Een opdracht samen
Kleine afsluiting
Zelfstandig werken
Les afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Doel
De leerlingen kunnen in eigen woorden aan het einde van de les de onderdelen van het oog benoemen en welke taak daarbij hoort. 

Slide 3 - Tekstslide

Vorige les
Wat weet ik nog van het oor?

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het zichtbare gedeelte van het oor?
A
Gehoorbeentjes
B
Oorschelp
C
Trommelvlies
D
Gehoorgang

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de taak van de gehoorschelp?
A
Geluiden opvangen
B
Lucht in beweging zetten.
C
Geluid geven
D
Die heeft geen taak.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geluid?
A
Dat is een trilling.
B
Dat is de gehoorgang
C
Dat zijn haartjes in je ook die geluid maken.
D
Geluid is drukveranderingen in de lucht die je kan horen.

Slide 7 - Quizvraag

Hoe ontstaat geluid?
A
Dat is iets wat je ziet.
B
Dat zijn je gehoorbeentjes die bewegen.
C
Geluid ontstaat door het trillen van een geluidsbron.
D
Dat is je oorschelp die beweegt.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het trommelvlies?
A
Dat is een vlies in je oor.
B
Dat heb je niet in je oor zitten.
C
Dat is zijn je gehoorbeentjes die bewegen.
D
Dat is een suis die je hoort in je oor, dan weet je dat je gehoor werkt.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het slakkenhuis in het oor?
A
Dat sis het trommelvlies dat in het oor zit.
B
Dat is een slak die in je oor zit.
C
Het slakkenhuis is een opgerolde buis met vloeistof waar duizenden trilhaartjes de trillingen doorgeven aan de gehoorzenuw.
D
Dat zijn bloedvaten die door je oor lopen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat doet de gehoorzenuw?
A
De gehoorzenuw verbindt de trilhaarcellen in het slakkenhuis met de hersenen waardoor het mogelijk wordt geluid te ervaren.
B
Dat zijn de haartjes in het oor die er voor zorgen dat je het geluid hoort.
C
Dat is het trommelvlies die gat trillen, dat is wat je hoort.
D
Dat is de gehoorschelp.

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de buis van Eustachius?
A
Dat is de verbinding met de mond en de keel.
B
Dat is de verbinding tussen het oog en de mond.
C
De verbinding tussen het oog en het oor.
D
Deze buis is de verbinding tussen het oor en de keelholte.

Slide 12 - Quizvraag

Je oog kassen
Twee grote openingen in je schedel. Daar liggen de ogen in. Die holle ruimtes noem je oogkassen.
De oogkassen beschermen je ogen.

Slide 13 - Tekstslide

Het oog 
Het harde vlies is het witte gedeelte
van het oog. Het gekleurde gedeelte 
van het oog is de iris. Het zwarte
rondje is in de iris heet pupil
de pupil is een opening in de iris. 
Over de iris en de pupil heen ligt een hoornvlies. 
Het hoornvlies is
doorzichtig.  

Slide 14 - Tekstslide

Binnenkant van het oog
Aan de buitenkant van het oog ligt het harde oogvlies.
De middelste laag heet het vaatvlies. Dat vlies bestaat uit bloedvaten. 
Bloedvaten brengen zuurstof en voedingsstoffen naar het oog. 
Ze voeren koolstofdioxide en afvalstoffen af.
De binnenste laag heet netvlies. In het netvlies zintuigcellen. 
Als er licht op de zintuigcellen valt, gaan impulsen vanaf het oog 
door de oogzenuw naar de hersenen.
Binnen in het oog ligt het glasachtige lichaam. 
Het glasachtige 
lichaam is doorzichtig. Direct achter de pupil 
ligt de lens. De lens is ook doorzichtig

Slide 15 - Tekstslide

Gele vlek en blinde vlek
Het licht gaat eerst door het hoornvlies. daarna gaat het door de lens en het glasachtige lichaam. Achter in je oog komt het licht bij het netvlies. In het netvlies ligt de gele vlek, recht achter pupil. Als je naar iets kijkt, komt het licht daarvan precies op de gele vlek. Met de gele vlek  kun je het scherpst zien.  de plaats in het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat, heet de blinde vlek. met blinde vlek kan je niks zien. 

Slide 16 - Tekstslide

Bijziend
Sommige mensen kunnen alleen van dichtbij scherp zien. Je bent dan bijziend. Als je bijziend bent, heb je een bril nodig met holle glazen.
Holle glazen helpen de ooglens. 
Je kunt dan ook ver weg scherp zien

Slide 17 - Tekstslide

Verziend
Andere mensen zien alleen dingen in de verte scherp. ze zijn verziend. 
Sommige menden dragen in plaats 
van een bril contact lenzen.
Het werkt het zelfde. Contact lezen
draag je in je oog. 

Slide 18 - Tekstslide

Holle glazen
Als je bijziend bent, dan heb je een bril nodig met holle glazen.  Holle glazen helpen de ooglens. Je kunt dan ook ver weg scherp zien. 

Slide 19 - Tekstslide

Bolle glazen
als je verziend bent, dan heb je een bril nodig met bolle glazen. Bolle glazen helpen om dichtbij te zien. 

Slide 20 - Tekstslide

Een vraag samen doen 
Vraag 1 samen maken. Wat hoor bij het juiste cijfer te staan. 
1:
2:
3:
4:
5:
6:

Slide 21 - Tekstslide

Kleine afsluiting
Kunnen jullie mij vertellen wat je nu gaat doen en waar ga je mee aan de slag. 

Slide 22 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Blz. 86 t/m 92
Opdracht 1 t/m 10 maken 
timer
35:00

Slide 23 - Tekstslide

Les afsluiten 
- Hoe ging het werken?
- Les doel behaald?
- Wat ging er goed tijdens de les?
- Wat kan er een volgende les beter?

Slide 24 - Tekstslide