Herhaling H7 cirkelbanen

Herhaling
H7 cirkelbanen

Lesplanning:
  1. Klassikaal: middelpuntzoekende kracht
  2. Oefenopgave 1 
  3. Klassikaal: gravitatie-energie
  4. Oefenopgave 2 en 3
  5. Klasikaal: meerkeuzevragen
  6. Examenopgave 'gravitron'
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Herhaling
H7 cirkelbanen

Lesplanning:
  1. Klassikaal: middelpuntzoekende kracht
  2. Oefenopgave 1 
  3. Klassikaal: gravitatie-energie
  4. Oefenopgave 2 en 3
  5. Klasikaal: meerkeuzevragen
  6. Examenopgave 'gravitron'

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom vlieg je bij een
te hoge snelheid uit de bocht?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Eenparige cirkelbeweging

Slide 3 - Tekstslide

Eenparige cirkelbeweging; v is constant (richting veranderd)
Hoe kan de baansnelheid bepaald worden?
Omlooptijd en baanstraal (midden van de planneet)
middelpuntzoekende kracht
Fmpz=rmv2

Slide 4 - Tekstslide

Straal tot het middelpunt.
Waarom vlieg je bij een te hoge snelheid uit de bocht?

Slide 5 - Tekstslide

De wrijvingskracht is kleiner dan de benodigde middelpuntzoekende kracht.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Geostationaire satelliet

Polaire satelliet
T = 24 h

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De ringen van Saturnus bestaan uit vele kleine ijs- en rotsblokken die in een baan om Saturnus bewegen. 
Laat met een formule zien dat de deeltjes in de ring dicht bij Saturnus de deeltjes verder weg telkens inhalen.
Tip
De onderstaande formules combineren tot T = ....
  • v = T / 2*pi*r²
  • F_mpz = m * v² / r

Slide 8 - Tekstslide

Volgens T = √(r 3 x 4π 2 / (GM)) geldt dat als r kleiner wordt, dan T dan ook kleiner wordt. De deeltjes in de binnenste ringen maken dus in kortere tijd hun rondje af en halen dus telkens
deeltjes in de buitenste ringen in.

Oefenopgave 1
Een satelliet die door de buitenste lagen van de
atmosfeer rondcirkelt, ondervindt een kleine
wrijvingskracht. Als hij geen aandrijfmotor heeft, zal
hij daardoor in een steeds lagere baan rond de aarde
gaan cirkelen en uiteindelijk op de aarde neerstorten.
Op een bepaald moment bevindt de satelliet
zich op een hoogte van 400 km boven de aarde. 

Bepaal op dit moment het hoogteverlies per omwenteling  om de aarde. Bereken hiervoor
eerst hoe lang een omwenteling  op deze hoogte duurt. 
timer
15:00
Tip
Via F_mpz = F_g kom je tot:

T = wortel (4*pi²*r³ / (G*M))

Probeer dit zelf af te leiden. Gebruik deze afleiding vervolgens om de omlooptijd te bepalen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gravitatie-energie
Eg=rmMG
Ontsnappingssnelheid
Ek,begin+Eg,begin=0
vontsnapπng=r2MG

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenopgave 2
Een satelliet beschrijft een cirkelbaan rond de aarde op een hoogte h. De baansnelheid van de satelliet is vb en de ontsnappingsnelheid van de satelliet is vo
Toon aan dat geldt:

vbvo=2
timer
7:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fg=Fmpz
Gr2mM=rm(vb)2
Ek+Eg=0
1/2mv2rmMG=0

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenopgave 3
De satelliet Artemis met een massa van 3,2*10² kg werd in juli 2001 gelanceerd door ESA en in een geostationaire baan (h = 36*10³ km) rond de aarde gebracht. Bereken hoeveel arbeid er tegen de zwaartekracht in verricht moest worden om deze satelliet in zijn baan te brengen.

timer
7:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenopgave 3
A. Bereken op welke hoogte vanaf het aardoppervlak een geostationaire satelliet zich bevindt. 

De satelliet heeft een massa van 100 kg en een raket met
een vermogen van 200 kW. Het rendement van de raket is 35%. 
B. Bereken in welke baan de satelliet terecht komt wanneer
de satelliet (in de geostationaire baan ) 25 minuten lang
de motor aanzet. 

timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tips
  • Geostationaire baan: Fmpz = Fg
  • Gebruik massa van het stilstaande object (M) en massa van het bewegende object (m)


Zwaartekracht is een vereenvoudigde formule van gravitatiekracht. Zwaartekracht gebruiken tot hoogte vliegtuig.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe rolt de bal verder?
A
A
B
B
C
C

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar is de middelpuntzoekende kracht op het autootje het grootst?
A
Plaats A
B
Plaats B
C
Plaats C

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Wanneer je net rond gaat duwt de achtbaan bovenaan niet tegen de baan dus de baan ook niet tegen de achtbaan, er is geen normaalkracht. De middelpuntzoekende kracht is dus gelijk aan de zwaartekracht. 
Maak je de looping met een grotere snelheid, dan wil het karretje bovenin nog rechtdoor gaan dus duwt de baan terug, is er een normaalkracht en is de middelpuntzoekende kracht Fz + Fn
Twee satellieten P en Q draaien in cirkelbanen rond de aarde. De afstand van Q tot het middelpunt van de aarde is 2 x zo groot dan die van P. De massa van Q is 2 maal zo groot dan die van P.
De gravitatie-energie van P is –2,0∙109 J.
Hoe groot is de gravitatie-energie van Q?

A
–8,0∙10⁹ J
B
–4,0∙10⁹ J
C
–2,0∙10⁹ J
D
–1,0∙10⁹ J

Slide 27 - Quizvraag

Voor Q geldt: 
r 2x zo groot 🡪 Eg 2 keer zo klein
m 2 x zo groot 🡪 Eg 2 keer zo groot

Antwoord C
Van een planeet is bekend dat haar massa en haar straal elk 2 x zo groot zijn dan die van de aarde.
De grootte van de ontsnappingssnelheid vanaf het oppervlak van deze planeet vergeleken met die van het aardoppervlak is dan

A
2x zo klein
B
even groot
C
√2 keer zo klein
D
√2 keer zo groot

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2018-2

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De waarnemingshorizon van een zwart gat is gekoppeld aan de ontsnappingssnelheid van het object. De ontsnappingssnelheid is de snelheid die nodig is om aan de aantrekkingskracht van het zwarte gat te ontsnappen. Hoe dichter iemand bij een zwart gat komt hoe groter de snelheid moet zijn om aan dit zwarte gat te ontsnappen. De waarnemingshorizon rond een zwart gat vormt de grens waar de ontsnappingssnelheid groter wordt dan de lichtsnelheid.
Volgens de speciale relativiteitstheorie van Albert Einstein is sneller reizen dan het licht onmogelijk. Dit betekent dat de waarnemingshorizon van een zwart gat het punt is van waaruit niets meer kan terugkeren. De naam verwijst naar de onmogelijkheid om dingen te zien die voorbij die grens plaatsvinden. We kunnen dus niet verder kijken dan die horizon.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de waarnemingshorizon van een zwart gat met een massa van 4,97 *1031 kg.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies