Passé composé avoir

  • Voca
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

Dans ce cours...
  • De passé composé met avoir
  • Regelmatige werkwoorden op -er
  • Onregelmatige werkwoorden avoir, être en faire

Slide 2 - Tekstslide

Le passé composé
De passé composé is de verleden tijd met 2 werkwoorden. 

Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten = j'ai mangé.

Heb is het hulpwerkwoord en gegeten is het voltooid deelwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Le passé composé
Regel werkwoorden op -er:
  • Hulpwerkwoord: vorm van avoir
  • Voltooid deelwoord: haal de -r van het werkwoord af en zet er een streepje op de  bij

Slide 4 - Tekstslide

Le passé composé
Regel onregelmatige werkwoorden:
  • Hulpwerkwoord: vorm van avoir
  • Voltooid deelwoord: uit je hoofd leren!
werkwoord
voltooid deelwoord
être
été
avoir
eu
faire
fait

Slide 5 - Tekstslide

Koppel de voltooid deelwoorden aan het juiste werkwoord.
avoir
acheter
habiter
faire
être
oublier
été
habité
fait
oublié
eu
acheté

Slide 6 - Sleepvraag

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Tu ... habité à Lage Zwaluwe.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 7 - Quizvraag

Nous ... été à Paris.
A
avons
B
avez
C
ont
D
as

Slide 8 - Quizvraag

J'... eu une bonne note.
A
ont
B
a
C
as
D
ai

Slide 9 - Quizvraag

Il ... mangé une pomme.
A
as
B
avons
C
a
D
ai

Slide 10 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord tussen haakjes in.
Nous avons ... un film. (regarder)

Slide 11 - Open vraag

Tu as ... en vacances. (être)

Slide 12 - Open vraag

Vous avez ... du tennis. (faire)

Slide 13 - Open vraag

Ma mère a ... des fleurs. (avoir)

Slide 14 - Open vraag

Klopt de passé composé in de zin?
Vous avez eu des cadeaux.
A
B

Slide 15 - Quizvraag

Tu as fairé tes devoirs.
A
B

Slide 16 - Quizvraag

Elle a mangé une banane.
A
B

Slide 17 - Quizvraag

Ils sont été à Paris.
A
B

Slide 18 - Quizvraag

Nous ... nos devoirs. (faire)

Slide 19 - Open vraag

Tu ... des bonnes vacances. (avoir)

Slide 20 - Open vraag

Il ... un cadeau. (donner)

Slide 21 - Open vraag

Vous ... aux Pays-Bas. (être)

Slide 22 - Open vraag

Elle a des vacances.

Slide 23 - Open vraag

Vous mangez du chocolat.

Slide 24 - Open vraag

Nous sommes en France.

Slide 25 - Open vraag

Tu fais tes devoirs.

Slide 26 - Open vraag

Verbuga
Op de volgende dia staat een link naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden in de passé composé.
  1. In de kolom links vink je présent uit en de passé composé aan.
  2. In de kolom in het midden vink je 3 werkwoorden aan: avoir, être en faire.
  3. In de kolom rechts vink je 2 werkwoorden aan: donner en parler.
  4. Klik op confirmer.
  5. Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen bij welke persoon. Vul het hulpwerkwoord en voltooid deelwoord in.
  6. Klik op suivant om naar de volgende vraag te gaan.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link