Passé composé avoir

  • Voca
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

Dans ce cours...
  • De passé composé met avoir
  • Regelmatige werkwoorden op -er
  • Onregelmatige werkwoorden avoir, être en faire, vouloir

Slide 2 - Tekstslide

Le passé composé
De passé composé is de verleden tijd met 2 werkwoorden. 

Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten = j'ai mangé.

Heb is het hulpwerkwoord en gegeten is het voltooid deelwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Le passé composé
Regel werkwoorden op -er:
  • Hulpwerkwoord: vorm van avoir
  • Voltooid deelwoord: haal de -r van het werkwoord af en zet er een streepje op de  bij

Slide 4 - Tekstslide

Le passé composé
Regel werkwoorden op -ir:
  • Hulpwerkwoord: vorm van avoir
  • Voltooid deelwoord: haal alleen de -r van het werkwoord af 

Slide 5 - Tekstslide

Le passé composé
Regel onregelmatige werkwoorden:
  • Hulpwerkwoord: vorm van avoir
  • Voltooid deelwoord: uit je hoofd leren!
werkwoord
voltooid deelwoord
être
été
avoir
eu
faire
fait
vouloir
voulu

Slide 6 - Tekstslide

Koppel de voltooid deelwoorden aan het juiste werkwoord.
avoir
acheter
habiter
faire
être
oublier
été
habité
fait
oublié
eu
acheté

Slide 7 - Sleepvraag

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Tu ... habité à Lage Zwaluwe.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 8 - Quizvraag

Les garçons ... fini leurs devoirs.
A
a
B
as
C
ont
D
avons

Slide 9 - Quizvraag

Nous ... été à Paris.
A
avons
B
avez
C
ont
D
as

Slide 10 - Quizvraag

J'... eu une bonne note.
A
ont
B
a
C
as
D
ai

Slide 11 - Quizvraag

Vous ... réfléchi longtemps.
A
avez
B
avons
C
as
D
ai

Slide 12 - Quizvraag

Il ... mangé une pomme.
A
as
B
avons
C
a
D
ai

Slide 13 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord tussen haakjes in.
Nous avons ... un film. (regarder)

Slide 14 - Open vraag

Tu as ... en vacances. (être)

Slide 15 - Open vraag

Vous avez ... du tennis. (faire)

Slide 16 - Open vraag

Ils ont ... bien. (travailler)

Slide 17 - Open vraag

Ma mère a ... des fleurs. (avoir)

Slide 18 - Open vraag

Klopt de passé composé in de zin?
Vous avez eu des cadeaux.
A
B

Slide 19 - Quizvraag

Tu as fairé tes devoirs.
A
B

Slide 20 - Quizvraag

Elle a mangé une banane.
A
B

Slide 21 - Quizvraag

Nous avons regarder le document
A
B

Slide 22 - Quizvraag

Ils sont été à Paris.
A
B

Slide 23 - Quizvraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé.
Ils ... quoi? (écouter)

Slide 24 - Open vraag

Nous ... nos devoirs. (faire)

Slide 25 - Open vraag

Tu ... des bonnes vacances. (avoir)

Slide 26 - Open vraag

Il ... un cadeau. (donner)

Slide 27 - Open vraag

Vous ... aux Pays-Bas. (être)

Slide 28 - Open vraag

Zet de zin in de passé composé.
J´oublie mes devoirs.

Slide 29 - Open vraag

Elle a des vacances.

Slide 30 - Open vraag

Vous mangez du chocolat.

Slide 31 - Open vraag

Nous sommes en France.

Slide 32 - Open vraag

Tu fais tes devoirs.

Slide 33 - Open vraag

Verbuga
Op de volgende dia staat een link naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden in de passé composé.
  1. In de kolom links vink je présent uit en de passé composé aan.
  2. In de kolom in het midden vink je 3 werkwoorden aan: avoir, être en faire.
  3. In de kolom rechts vink je 4 werkwoorden aan: choisir, donner, finir en parler.
  4. Klik op confirmer.
  5. Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen bij welke persoon. Vul het hulpwerkwoord en voltooid deelwoord in.
  6. Klik op suivant om naar de volgende vraag te gaan.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Link