Schrijven 2.6 Motivatie en CV plus CV, motivatie en werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Met je taal laat je jezelf zien. 
Ook bij een sollicitatie.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Met je taal laat je jezelf zien. 
Ook bij een sollicitatie.

Slide 1 - Tekstslide

Welke woorden passen bij sollicitatietaal?

Slide 2 - Open vraag

Wat gaan we vandaag doen? 
  • Terugblik
  • Lesdoelen
  • Theorie CV en motivatie
  • Theorie en quizje werkwoordspelling
  • Zelfstandig werken Nu Nederlands: 
    Schrijven - 2.6 motivatie en CV 

Slide 3 - Tekstslide


:

                       
                          

                            Wat hebben we vorige week gedaan?

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Ik kan uitleggen waarom foutloos spellen belangrijk is.
Ik oefen met de werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd.

Slide 5 - Tekstslide

Hoe ziet een CV eruit?
Denk even na over na wat er volgens jou 
allemaal in een CV wordt benoemd. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het doel van een cv?

Slide 7 - Open vraag

Schrijven van een CV
  • Een cv is een overzicht van je persoonlijke gegevens, zoals jouw opleiding(en), werkervaring en interesses.

  • Een goed CV heeft een duidelijke indeling, is prettig leesbaar en niet te lang. 

  • Jouw CV is samen met je motivatie een soort visitekaartje waarmee je je interesse en geschiktheid voor de functie laat zien. 


Slide 8 - Tekstslide

  • Hoe heeft Rosa haar     
werkervaring en opleidingen geordend?
  • Waarom zou ze dat zo gedaan hebben?
  • Wat is een referentie?
  • Rosa solliciteert bij een restaurant als kok. Zij heeft als hobby’s en interesses ook tv-kijken, sporten en koken. Waarom is het rijtje dat in het cv staat, beter?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Motivatiebrief

Slide 11 - Tekstslide

Wat gebeurt er met een brief vol fouten in de werkwoordspelling?

Slide 12 - Open vraag

Hoe moest het ook alweer?
 Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Er zijn drie vormen persoonsvorm in de tegenwoordige tijd.
      - ik-vorm
      - ik-vorm + t
      - wij-vorm (heel werkwoord)

Controleer met een eenvoudig werkwoord of je een t-nodig hebt.
> Loop je? dus ook: Vind je dat echt?
> Loopt je zus? dus ook: Vindt je zus dat echt?

Slide 13 - Tekstslide

 werkwoordspelling:
tegenwoordige tijd

Slide 14 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  1. In de tegenwoordige tijd kan de persoonvorm uitsluitend een -t of -en krijgen. 
  2. Er komt dus in de tegenwoordige tijd nooit een -d na ik-vorm


Gebruik een vorm van het werkwoord lopen om te horen of er een -t achter de -ik vorm komt-> loop je? dus ook: vind je?
                                          loopt je zus? dus ook: vindt je zin?

Slide 15 - Tekstslide

De ballon (belanden) in de boom.

Slide 16 - Open vraag

Ik (vinden) er niets aan.

Slide 17 - Open vraag

De kip (broeden) al 2 weken.

Slide 18 - Open vraag

Ik (aanvaarden) jouw voorstel.

Slide 19 - Open vraag

Hij (aanvaarden) het niet.

Slide 20 - Open vraag

Hij (schelden) iemand uit.

Slide 21 - Open vraag

Ik (schelden) nooit iemand uit.

Slide 22 - Open vraag

Zelfstandig werken
  • Maken opdracht 1 t/m 5 van NU Nederlands                                      2.6 Motivatie en cv (schrijven)

Slide 23 - Tekstslide

Vormen tegenwoordige tijd:

Er zijn drie vormen in de tegenwoordige tijd:
1. Stam --> ik-vorm en je/jij na de pv
2. Stam + t --> jij, u, hij, zij, het
3. Hele werkwoord --> wij, jullie zij (mv)

Slide 24 - Tekstslide

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?
A
Je verandert de zin naar een andere tijd.
B
Je kijkt naar de andere werkwoorden in de zin.
C
Je maakt een vraagzin.
D
kies alle werkwoorden behalve de voltooid deelwoorden

Slide 25 - Quizvraag

Vul de juiste werkwoordsvorm van 'vervelen' in

Deze film ......... nooit.

Slide 26 - Open vraag

(verhuizen)
Eric ........ de spullen naar een nieuwe werkplek.

Slide 27 - Open vraag