CV, motivatie en werkwoordspelling tegenwoordige tijd
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
les 2- 14 september
CV, motivatie en werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Theorie CV en motivatie
Theorie en quizje werkwoordspelling
Zelfstandig werken 2.6 motivatie en CV (schrijven-Nu Nederlands)
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Slide 3 - Tekstslide
Hoe ziet een CV eruit?
Denk er even over na wat er volgens jou allemaal in een CV wordt benoemd.
Slide 4 - Tekstslide
Schrijven van een CV
Een cv is een overzicht van je persoonlijke gegevens, zoals jouw opleiding(en), werkervaring en interesses.
Een goed CV heeft een duidelijke indeling, is prettig leesbaar en niet te lang.
Jouw CV is samen met je motivatie een soort visitekaartje waarmee je je interesse en geschiktheid voor de functie laat zien.
Slide 5 - Tekstslide
Hoe heeft Rosa haar
werkervaring en opleidingen geordend?
Waarom zou ze dat zo gedaan hebben?
Wat is een referentie?
Rosa solliciteert bij een restaurant als kok. Zij heeft als hobby’s en interesses ook tv-kijken, sporten en koken. Waarom is het rijtje dat in het cv staat, beter?
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Motivatiebrief
Slide 8 - Tekstslide
Hoe moest het ook alweer?
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd kan de persoonvorm uitsluitend een -t of -en krijgen.
Er komt dus in de tegenwoordige tijd nooit een -d na ik-vorm
Gebruik een vorm van het werkwoord lopen om te horen of er een -t achter de -ik vorm komt-> loop je? dus ook: vind je?
loopt je zus? dus ook: vindt je zin?
Slide 9 - Tekstslide
2.1 werkwoordspelling: tegenwoordige tijd
Slide 10 - Tekstslide
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd kan de persoonvorm uitsluitend een -t of -en krijgen.
Er komt dus in de tegenwoordige tijd nooit een -d na ik-vorm
Gebruik een vorm van het werkwoord lopen om te horen of er een -t achter de -ik vorm komt-> loop je? dus ook: vind je?
loopt je zus? dus ook: vindt je zin?
Slide 11 - Tekstslide
De ballon (belanden) in de boom.
Slide 12 - Open vraag
Ik (vinden) er niets aan.
Slide 13 - Open vraag
De kip (broeden) al 2 weken.
Slide 14 - Open vraag
Ik (aanvaarden) jouw voorstel.
Slide 15 - Open vraag
Hij (aanvaarden) het niet.
Slide 16 - Open vraag
Hij (schelden) iemand uit.
Slide 17 - Open vraag
Ik (schelden) nooit iemand uit.
Slide 18 - Open vraag
Zelfstandig werken
Maken opdracht 1 t/m 5 van NU Nederlands 2.6 Motivatie en cv (schrijven)
Slide 19 - Tekstslide
Vormen tegenwoordige tijd:
Er zijn drie vormen in de tegenwoordige tijd:
1. Stam --> ik-vorm en je/jij na de pv
2. Stam + t --> jij, u, hij, zij, het
3. Hele werkwoord --> wij, jullie zij (mv)
Slide 20 - Tekstslide
Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?
A
Je verandert de zin naar een andere tijd.
B
Je kijkt naar de andere werkwoorden in de zin.
C
Je maakt een vraagzin.
D
kies alle werkwoorden behalve de voltooid deelwoorden
Slide 21 - Quizvraag
Vul de juiste werkwoordsvorm van 'vervelen' in
Deze film ......... nooit.
Slide 22 - Open vraag
(verhuizen) Eric ........ de spullen naar een nieuwe werkplek.