(P1) Les 8: Arm en rijk in Nederland

Startklaar
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Startklaar

Slide 1 - Tekstslide

Startklaar (3 min)

Docent begroet leerlingen, instrueert alle leerlingen om startklaar te zijn en legt materialen klaar.

Leerlingen zorgen ervoor dat zij alle benodigde spullen op tafel hebben, jas uit, mobiel in tas. (Zorg voor een nette en georganiseerde ruimte.)
Opbouw stad
1
2
3
1
2
3
Centrum
Arbeiderswijken
Buitenwijken

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welvaart en Welzijn
Welvaart                                                  Welzijn 
Dit betekent hoeveel geld en spullen mensen hebben. Hoe meer mensen kunnen kopen, hoe welvarender ze zijn.
Dit gaat over hoe gelukkig en gezond mensen zijn. Het gaat niet alleen om geld, maar ook om hoe mensen zich voelen en of ze goed kunnen leven.

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke begrippen passen erbij?
Vergrijzing
Vergroening
Ontgrijzing
Ontgroening

Slide 4 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les
Terugblik

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les
Terugblik
A                B                C                A        

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEZEN 10 min
Lezen

Slide 7 - Tekstslide

https://nos.nl/artikel/2513880-in-nigeria-is-kidnappen-een-snel-verdienmodel-het-is-een-industrie-geworden
      Lesdoel
Vandaag gaan we leren over de verschillen tussen stedelijke en landelijke gebieden in Nederland, vooral als het gaat om werk, inkomen en leefbaarheid. 

Ook gaan we kijken naar de effecten van bevolkingsgroei en vergrijzing op de leefbaarheid in deze gebieden.

Slide 8 - Tekstslide

Het lesdoel (2 min) 

Docent benoemt het lesdoel en bespreekt kort wat de leerlingen zullen leren en waarom dit belangrijk is.

Leerlingen luisteren naar de leerdoelen en krijgen een duidelijk beeld van wat er van hen verwacht wordt tijdens de les. Uitleg van leerdoelen, korte discussie over belang van de leerdoelen
Voorkennis
1. De leerlingen weten wat armoede is.

2. De leerlingen weten wat basisvoorzieningen zijn.

3. De leerlingen kennen de begrippen (sub)urbanisatie.
     

Slide 9 - Tekstslide

Welke voorkennis is nodig voor het doel.
Controleer of de leerlingen deze voorkennis beheersten door het stellen van Controle van Begrip vragen
Nieuw kernbegrip
Besteedbaar inkomen:
................................................................................................................
..........................................................................................


Slide 10 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Nieuw kernbegrip
Besteedbaar inkomen:
Het geld dat mensen overhouden na het betalen van belastingen en vaste lasten, zoals huur, elektriciteit en verzekeringen. 

Slide 11 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Waar is de Randstad?

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stad en platteland

Slide 13 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Armoede
  • Is er armoede in Nederland?
  • Is armoede in Nederland te vergelijken met
     armoede in andere delen van de wereld?

Slide 14 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Verborgen armoede
in Nederland

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arm en rijk in kaart
Wat zie je?

Slide 16 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Armoede grens
In Nederland ligt de armoedegrens in 2024 voor een eenpersoonshuishouden rond de €1.573 netto per maand. Dit bedrag is het minimumniveau dat iemand nodig heeft om in de basisbehoeften te voorzien, zoals voedsel, kleding en wonen. 

Slide 17 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
€1.573 netto per maand
Huisvesting
Zorgverzekering
Overige verzekeringen
Eten
Gas/Water/Stroom
Boodschappen
Vrije tijd
Kleding
Vervanging spullen die kapot gaan (koelkast, etc.)
Welke kosten missen we nog?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel toeslagen
Zorgtoeslag
Huurtoeslag
Kinderopvangtoeslag
(...)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arm en Rijk in kaart
Wat valt op?

Slide 20 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Leegloop landelijkgebied

Slide 21 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Leegloop landelijkgebied


Economische gevolgen?
Demografische gevolgen?


Gevolgen leegloop?

Slide 22 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Probleem?

Slide 23 - Tekstslide

Hoe hoge hoe kouder.
Hoe verder van de evenaar hoe kouder.
Zelf aan de slag
Vraag 1:
Uitspraak 1: Er is meer werkgelegenheid in stedelijke gebieden dan op het platteland in Nederland.
Uitspraak 2: De bevolkingsgroei op het platteland zorgt voor een stijging van het gemiddelde inkomen.
Uitspraak 3: Vergrijzing op het platteland heeft geen invloed op de leefbaarheid van de regio.

Neem de cijfers 1, 2 en 3 van de uitspraken over op het antwoordblad en zet erachter of de uitspraak juist of onjuist is.

Slide 24 - Tekstslide

Uitspraak 1: Juist
Uitspraak 2: Onjuist
Uitspraak 3: Onjuist
Zelf aan de slag
Vraag 2
Uitspraak 1: De sociaaleconomische status van stedelijke regio's is vaak hoger door betere toegang tot werkgelegenheid en onderwijs.
Uitspraak 2: De vergrijzing in landelijke gebieden draagt bij aan een daling van de werkgelegenheid.
Uitspraak 3: De bevolkingsgroei op het platteland leidt tot meer economische ongelijkheid tussen regio's in Nederland.

Neem de cijfers 1, 2 en 3 van de uitspraken over op het antwoordblad en zet erachter of de uitspraak juist of onjuist is.

Slide 25 - Tekstslide

Uitspraak 1: Juist
Uitspraak 2: Juist
Uitspraak 3: Onjuist
Zelf aan de slag
Vraag 3
Uitspraak 1: Leefbaarheid op het platteland wordt voornamelijk bepaald door het aantal werkenden in de regio.
Uitspraak 2: Stedelijke gebieden ervaren minder economische ongelijkheid door de effecten van bevolkingsgroei dan landelijke gebieden.
Uitspraak 3: Bevolkingsgroei op het platteland draagt bij aan het vergroten van de leefbaarheid.

Neem de cijfers 1, 2 en 3 van de uitspraken over op het antwoordblad en zet erachter of de uitspraak juist of onjuist is.

Slide 26 - Tekstslide

Uitspraak 1: Onjuist
Uitspraak 2: Juist
Uitspraak 3: Juist
     Kleine afsluiting
Stad
Platteland
Randstad
Werkgelegenheid
Bevolkingsgroei
Vergrijzing
Leefbaarheid
Armoedegrens
Besteedbaar inkomen

Slide 27 - Tekstslide

Kleine lesafsluiting (5 min) 

Docent controleert begrip door opdrachten of vragen die de begrippen en vaardigheden van het lesdoel toetsen.

Leerlingen werken zelfstandig of in een groepje aan opdrachten, kunnen vragen stellen aan de docent maar werken grotendeels zelfstandig.

Controle van begrip vragen
(Aan)tekeningen
Tekening 1.
Arm en rijk in Nederland

Slide 28 - Tekstslide

Zelfstandige verwerking (10 min)
Zelfstandig verwerken (ik → jij) 10 min. Docent laat leerlingen zelfstandig werken aan de eindopdracht of een debatstelling, beschikbaar voor hulp indien nodig.

Werken aan eindopdracht, zelfstandig of in groepen 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      Grote afsluiting
Vandaag gaan we leren over de verschillen tussen stedelijke en landelijke gebieden in Nederland, vooral als het gaat om werk, inkomen en leefbaarheid.

Ook gaan we kijken naar de effecten van bevolkingsgroei en vergrijzing op de leefbaarheid in deze gebieden.







Slide 30 - Tekstslide

Het lesdoel (2 min) 

Docent benoemt het lesdoel en bespreekt kort wat de leerlingen zullen leren en waarom dit belangrijk is.

Leerlingen luisteren naar de leerdoelen en krijgen een duidelijk beeld van wat er van hen verwacht wordt tijdens de les. Uitleg van leerdoelen, korte discussie over belang van de leerdoelen
retrieval practice
https://quizlet.com/join/DPeHRsmjC?i=1fo1jg&x=1bqt

Slide 31 - Tekstslide

Retrieval practice (10 min)
Docent geeft de leerlingen de tijd om zelf te oefenen met de lesstof en biedt ondersteuning indien nodig.

Leerlingen oefenen zelf met de lesstof door begrippen te oefenen met Quizlet, flashcards te maken en zichzelf te overhoren of topografie spellen online te doen.

Quizlet, flashcards maken, zichzelf overhoren, topografie spellen online

Slide 32 - Link

Deze slide heeft geen instructies

 Vraag 1
In stedelijke gebieden is er vaak meer werkgelegenheid dan op het platteland. Dit kan leiden tot een verschil in inkomen tussen deze gebieden.

- Geef één reden waarom werkgelegenheid in stedelijke gebieden hoger is 
   dan op het platteland.

Slide 33 - Tekstslide

In stedelijke gebieden is er meer werkgelegenheid omdat er een grotere concentratie van bedrijven, instellingen en voorzieningen is.
Vraag 2 
De vergrijzing op het platteland heeft invloed op de sociaaleconomische status van de regio.

- Welke impact heeft vergrijzing op de werkgelegenheid in landelijke 
   gebieden?

Slide 34 - Tekstslide

Vergrijzing vermindert de werkgelegenheid in landelijke gebieden omdat er minder jonge mensen beschikbaar zijn om de vacatures te vervullen.
Vraag 3 
De Randstad heeft een hoger besteedbaar inkomen dan veel landelijke gebieden in Nederland. Dit komt onder andere door de concentratie van banen en voorzieningen in de Randstad.

- Noem één factor die bijdraagt aan het hogere besteedbare inkomen in de 
   Randstad.

Slide 35 - Tekstslide

Een factor die bijdraagt aan het hogere besteedbare inkomen in de Randstad is de aanwezigheid van beter betaalde banen en meer economische activiteiten.
Vraag 4 
Armoedegrens is een belangrijk begrip in de economische ongelijkheid tussen stedelijke en landelijke gebieden. Mensen onder deze grens hebben moeite om in hun basisbehoeften te voorzien.

- Leg uit hoe de armoedegrens verschilt tussen stedelijke en landelijke 
   gebieden in Nederland.

Slide 36 - Tekstslide

De armoedegrens in stedelijke gebieden ligt vaak hoger door de hogere kosten van levensonderhoud, terwijl op het platteland de levensonderhoudskosten lager zijn, waardoor de armoedegrens daar lager kan liggen.