2T jeudi 4 mars Unité 3

mardi 9 mars
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

mardi 9 mars

Slide 1 - Tekstslide

Jeuh weer terug naar school !
Wat jammer dat ik jullie nog niet live kan zien. We doen het nog even op deze manier. Enkele afspraken nu de school weer open is:

  • Je huiswerk is voor de les in orde
  • Je hebt je boeken bij je

Slide 2 - Tekstslide

Proefwerkweek

PW Unité 3

Slide 3 - Tekstslide

Na Unité 3 kan ik...
  • Gesprekken met beschrijvingen begrijpen
  • Dieren en dingen beschrijven
  • Een persoon beschrijven
  • Werkwoorden op -ir vervoegen
  • Bijvoeglijk naamwoorden op de juiste manier gebruiken

Slide 4 - Tekstslide

Aujourd'hui
  • Omschrijven voorwerpen en dieren (MO oefening 23)
  • Herhaling bijvoeglijk naamwoord + quizvragen
  • *   Omschrijven personen (MO)   *

Slide 5 - Tekstslide

Weet je nog....
  • le papier         - en papier
  • le métal           - en métal
  • le plastique     - en plastique
  • le verre           - en verre
  • le bois            - en bois
  • long, carré, plat, long, court, lourd, léger etc.

Slide 6 - Tekstslide

Page 104 ex. 23
  • Houd ook je "apprendre" open om te gebruiken.
  • Werk in tweetallen.
  • Één persoon omschrijft, de ander raadt.
  • Bij de omschrijving minimaal 3 zinnen.
  • Hierna draai je de rollen om. 
  • Tot alle voorwerpen/dieren zijn omschreven.

Slide 7 - Tekstslide

timer
8:00

Slide 8 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord...
Hoe zat het ook alweer?
  • Het zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
  • Het past zich aan aan dat zelfstandig naamwoord.
  • Dat kan zijn:
  1. mannelijk enkelvoud
  2. vrouwelijk enkelvoud
  3. mannelijk meervoud
  4. vrouwelijk meervoud 

Slide 9 - Tekstslide

mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
geen uitgang
- s
- e
- es

Slide 10 - Sleepvraag

Bijzonderheden:
  • vrouwelijk geen extra -e als de laatste letter al een -e is:
    jong = jeune > een jonge jongen = un jeune garçon

  • meervoud geen -s als de laatste letter een "s"of "x" is:
    un garçon français > deux garçons français
    un vieux t-shirt > trois vieux t-shirts

Slide 11 - Tekstslide

Bijzonderheden vervolg:
Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op:
  • "x" wordt vrouwelijk "se" :
  1. heureux        >   heureuse
  2. amoureux    >   amoureuse

  • "f" wordt vrouwelijk "ve":
  1. sportif           >   sportive

Slide 12 - Tekstslide

En nu de grote uitzonderingen:
Zie bladzijde 112, maar probeer het vooral ook eens zelf!

Slide 13 - Tekstslide

Bijzondere vrouwelijke vormen:
Wat is de vrouwelijke vorm van:
OUD (vieux)

Slide 14 - Open vraag

Bijzondere vrouwelijke vormen:
Wat is de vrouwelijke vorm van:
GEK (FOU)

Slide 15 - Open vraag

Bijzondere vrouwelijke vormen:
Wat is de vrouwelijke vorm van:
MOOI (BEAU)

Slide 16 - Open vraag

Bijzondere vrouwelijke vormen:
Wat is de vrouwelijke vorm van:
LANG (LONG)

Slide 17 - Open vraag

Bijzondere vrouwelijke vormen:
Wat is de vrouwelijke vorm van:
NIEUW (NOUVEAU)

Slide 18 - Open vraag

Bijzondere vrouwelijke vormen:
Wat is de vrouwelijke vorm van:
GOED, LEKKER (BON)

Slide 19 - Open vraag

Bijzondere vrouwelijke vormen:
Wat is de vrouwelijke vorm van:
WIT (BLANC)

Slide 20 - Open vraag

Het bijvoeglijk naamwoord:
Leer apprendre 5, grammaire II MET de uitzonderingen (en dat zijn er nogal wat....)

Slide 21 - Tekstslide

MO omschrijven
  • Werk in tweetallen. 
  • Éen iemand omschrijft een persoon, de ander raadt.
  • Bij de omschrijving minimaal 3 zinnen.
  • Hierna draai je de rollen om. 

Slide 22 - Tekstslide

Omschrijf iemand in groepjes. Break Out Rooms.
Gebruik apprendre 9.

Slide 23 - Tekstslide

les devoirs...
à apprendre:
unité 3

à faire:
D-toets

Slide 24 - Tekstslide

Merci et à la prochaine !

Slide 25 - Tekstslide

Werkwoorden die eindigen op -ir:
  • Bijvoorbeeld choisir, finir, grandir
  • STAM + UITGANG
  • Stam = hele werkwoord -r
  • Uitgangen:
  1. je + tu =      s
  2. il/elle/on =   t
  3. nous =        ssons
  4. vous =        ssez
  5. ils/elles =    ssent 

Slide 26 - Tekstslide

Uitgangen werkwoorden die eindigen op -ir:
A
-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
B
-s, -s, -t, -ssons, -ssez, -ssent
C
-e, -es, -e, -ons, -ez, -ont
D
-s, -s, -t, -ssons, -ssez, -ssont

Slide 27 - Quizvraag

Dus nog eens op een rijtje:
Choisir:
  • je choisis
  • tu choisis
  • il choisit
  • nous choisissons
  • vous choisissez
  • ils choisissent

Slide 28 - Tekstslide

choisir
nous _________

Slide 29 - Open vraag

finir
je __________

Slide 30 - Open vraag

grandir (= groter worden)
ils __________

Slide 31 - Open vraag

rougir (=blozen, rood worden)
vous __________

Slide 32 - Open vraag