Samengestelde zinnen

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:
  1. Gebouw opblazen
  2. Lesdoel
  3. Gebouw weer opbouwen | Aan de slag!
  4. Tijd over? Blooket!
  5. Huiswerk & TaalVout

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Lesdoel
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  • Ik kan voegwoorden herkennen.
  • Ik kan de persoonsvorm en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden.

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag!
Ga naar PLOT -> Grammatica 4 -> les 1
Doorloop de hele les vanaf het kopje 'opdracht 3 t/m 6'. 





Slide 5 - Tekstslide

Huiswerk & TaalVout
  • Ga naar PLOT -> Grammatica 4 -> les 1
  • Doorloop de hele les vanaf het kopje 'opdracht 3 t/m 6'. 

Slide 6 - Tekstslide

Onder andere hierover gaan we het vandaag hebben.
Welkom lieve kindertjes!

Slide 7 - Tekstslide

Vandaag:
  1. Lesdoel
  2. Samengestelde zinnen
  3. Bezittelijk en persoonlijk voornaamwoord -> Aan de slag!
  4. Huiswerk & TaalVout

Slide 8 - Tekstslide

Lesdoel
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  • Ik kan voegwoorden herkennen.
  • Ik kan de persoonsvorm en onderwerpen in samengestelde zinnen vinden.
  • Ik weet wat bezittelijk en persoonlijk voornaamwoorden zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Samengestelde zinnen

Ik werd vanochtend wakker. 

Ik sprong onder de douche.


Je kunt deze twee mededelingen ook koppelen met een woordje ertussen.

Ik werd vanochtend wakker en sprong onder de douche.


Dat noemen we een samengestelde zin.



Het woordje 'en' verbind hier de twee zinnen aan elkaar.

Slide 10 - Tekstslide

Wilma ging naar huis omdat ze moe was.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 11 - Quizvraag

De winkel op de hoek van de Hoogstraat is gisteren geopend.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 12 - Quizvraag

Het meisje verwacht dat ze van de slager een stukje worst krijgt.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 13 - Quizvraag

Samengestelde zinnen
Je kunt zinnen op heel veel manieren aan elkaar koppelen.

Ik sprong onder de douche, want ik was nog niet helemaal wakker.
Ik sprong onder de douche, omdat ik nog niet helemaal wakker was.
Ik was nog niet helemaal wakker, dus sprong ik onder de douche.
Het woordje 'en' verbind hier de twee zinnen aan elkaar.

Slide 14 - Tekstslide

Samengestelde zinnen

Als je een samengestelde zin gaat ontleden, krijg je te maken met twee (of meer) persoonsvormen. 

Er zijn twee verschillende soorten samengestelde zinnen:

1. Een samengestelde zin bestaande uit twee hoofdzinnen.

2. Een samengestelde zin bestaande uit een hoofdzin en een bijzin.


We kijken naar de uitleg hierover in het volgende filmpje.



Slide 15 - Tekstslide

Samengestelde zinnen

Je verbindt de twee zinnen (hoofdzin+hoofdzin of hoofdzin+bijzin) met een voegwoord. Er zijn twee soorten voegwoorden:


1. Nevenschikkende voegwoorden verbinden twee hoofdzinnen met elkaar.

Alle nevenschikkende voegwoorden: en, maar, of, dan (wel), dus en want


2. Onderschikkende voegwoorden verbinden een hoofdzin en een bijzin aan elkaar.

Hier zijn er veel meer van, bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.



Slide 16 - Tekstslide

Welk voegwoord is 'omdat' in de volgende zin:

Ik lees niet dagelijks in mijn boek, omdat ik daar geen zin in heb.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 17 - Quizvraag

Welk voegwoord is 'dus' in de volgende zin:

Ik lees niet dagelijks in mijn boek, dus ik heb mijn boek nog lang niet uit.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 18 - Quizvraag

Hoofd- en bijzinnen


Hoofdzin: 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan.
  3. De persoonsvorm staat in de hoofdzin vooraan (op de 1e of 2e plaats).
Bij samengestelde zinnen kun je onderscheid maken in hoofd- en bijzinnen.

Slide 19 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Voorbeeld: 
  • In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante. 


Slide 20 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen

Zo herken je hoofdzinnen en bijzinnen: 
  • Als er tussen persoonsvorm en onderwerp een woord (bijvoorbeeld 'niet') kán staan, dan is dat een bijzin. 
  • In een bijzin staat de persoonsvorm vaak achteraan.

Slide 21 - Tekstslide

          VRAGEN

Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Slide 22 - Tekstslide

Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.

Slide 23 - Tekstslide

Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 24 - Quizvraag

We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.


Slide 25 - Tekstslide

We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 26 - Quizvraag

Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.

Slide 27 - Tekstslide

Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-hoofdzin

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Video

Vind je het nog lastig en wil je extra uitleg?

Kijk dan het volgende filmpje.

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag!
Samen filmpje kijken
Maak les 3 van PLOT -> Grammatica 4. 

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk & TaalVout
Maak les 3 van PLOT -> Grammatica 4. 

Slide 32 - Tekstslide