Nederlands trede 6, lezen 2 en fictie

Nederlands trede 6, lezen+fictie
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nederlands trede 6, lezen+fictie

Slide 1 - Tekstslide

Hoe was jullie week op school tot nu toe?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Vragen vooraf?

Slide 3 - Woordweb

Welkom
- Trede 6: lezen en fictie (schrijven niet)
 
- Boekenmissie

- Vrijdag 12 maart, einde periode 2

- Coachgesprekken plannen

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden
Weet je het nog? Die woorden die de zinnen aan elkaar voegen? 

Die worden ook wel signaalwoorden genoemd. Deze woorden geven tekstverbanden aan.

Daar gaan we nu mee verder.

Slide 5 - Tekstslide

Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 6 - Woordweb

Tekstverbanden
Er bestaan verschillende soorten zins- en alineaverbanden. 

Opsomming  Ten eerste ben ik vroeg opgestaan. Ook maakte ik huiswerk.
Tijdvolgorde Eerst stond ik vroeg op, daarna maakte ik huiswerk.
Tegenstelling Vandaag regent het, maar gisteren scheen de zon.
Oorzaak-gevolg Ik werkte hard, waardoor ik nu moe ben.

We kijken nu een filmpje. Kijk goed, want daarna komen 6 vragen. 
Maak aantekeningen!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

 Vraag 1 van 6
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 9 - Quizvraag


 Hoe mag je signaalwoorden ook noemen?
 Vraag 2 van 6
A
voegwoorden
B
verwijswoorden
C
synoniemen
D
werkwoorden

Slide 10 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 3 van 6
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 11 - Quizvraag


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
 Vraag 4 van 6
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 12 - Quizvraag


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 5 van 6
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 13 - Quizvraag


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 6 van 6
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag! 
 * Trede 6 lezen:
- Wat is het?
- Wat staat daar?
- Dat is duidelijk!

* Lezen in je boek
* Werken aan de boekenmissie
* Achterstanden voor Nederlands

Slide 15 - Tekstslide

Pauze
Pauze 

Slide 16 - Tekstslide

Terras pikken...
Bekijk de tekening hiernaast


--->


Wat valt je op?

Slide 17 - Tekstslide

Terras pikken...
In de tekening wordt gespeeld met taal. 

Er is een verschil tusen figuurlijk en letterlijk taalgebruik.

Bij letterlijk taalgebruik zegt iemand precies wat hij bedoeld. 

Bij figuurlijk taalgebruik bedoelt iemand iets anders dan hij zegt. Hij gebruikt een 'beeld' om iets te beschrijven.

Slide 18 - Tekstslide

Als iemand een terrasje gaat pikken, bedoelt hij dat dan dus letterlijk of figuurlijk?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Snap je? Nu even oefenen!
Is het figuurlijk of letterlijk?
Chantal was helemaal in de wolken.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 21 - Quizvraag

Apen eten veel bananen.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 22 - Quizvraag

De kinderen stonden te trillen als een rietje.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 23 - Quizvraag

Vloggers schieten als paddestoelen uit de lucht.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 24 - Quizvraag

Onze nieuwe bananenplant groeit heel snel.
A
figuurlijk
B
letterlijk

Slide 25 - Quizvraag

Goed bezig!
Eens kijken of je dit ook uit een gedicht kunt halen. 

Lees het gedicht op het volgende scherm en beantwoord daarna de vragen.

Slide 26 - Tekstslide

Kun je het figuurlijke taalgebruik ook uit een gedicht halen? 

Slide 27 - Tekstslide

waar gaan gedichten over?

Slide 28 - Woordweb

Waar gaan gedichten over?
- gevoelens
- gewone, dagelijkse dingen
- overal over
  - weinig woorden 
- wending
- sfeer, thema
- eigen woorden

Slide 29 - Tekstslide

Gedicht
Waar gaat dit over?

Wat is de bedoeling van de dichter?

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag!
 * Trede 6 lezen:
- Wat is het?
- Wat staat daar?
- Dat is duidelijk!

*Trede 6: quizmaster. Maak daarvan: 
- Dat rijmt
- In het kort 

*Boek lezen
*Boekenmissie

Slide 31 - Tekstslide

Extra
Wil je meer weten over poëzie?

Kijk dan de aflevering van Het Klokhuis in het volgende scherm. 
Dit is niet verplicht, maar wel leuk!

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link